Gedachten

Evolutie is traag.

Midas Dekkers in Rood – Een bekoring (2011)

Evolutionair biologen en psychologen overschatten de invloed van natuurlijke selectie op het alledaagse gedrag soms schromelijk, volgens de schalkse bioloog Wandert Jacobus Dekkers (oftewel Midas, 1946). In een boek waarin hij zijn fascinatie viert met rood haar, vooral als dat een vrouw siert, merkt Dekkers terzijde op dat ‘de meeste mensen meer veranderen van een halve liter jenever dan van honderdduizend jaar natuurlijke selectie’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het lezen van de krant ‘s ochtends is een soort realistisch ochtendgebed.

G.W.F. Hegel in Jenaer Schriften (1801-1807)

Zelf was de grote Duitse denker Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770–1831) korte tijd hoofdredacteur van de Bamberger Zeitung. Hij vond dat de Duitse (politieke) kranten vrijwel allemaal inferieur waren aan de Franse. Hem stond daarom een krant voor ogen in die Franse stijl, maar ‘natuurlijk zonder de pedanterie en onafhankelijkheid in de verslaggeving op te geven waar vooral de Duitsers om vragen’. Na een conflict zei hij de journalistiek vaarwel, maar hij bleef de massamedia trouw. In het vervolg op dit aforisme legt hij uit waarom: ‘De mens moet zijn houding ten opzichte van de wereld bepalen aan de hand van God of aan de hand van hoe de wereld is. Beide bieden dezelfde zekerheid: dat je weet, hoe je eraan toe bent.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een verzameling mooie uitspraken is meer waard dan een hoop schatten.

Isocrates

Genoemde uitspraak is natuurlijk vooral waar voor wie zijn beroep heeft gemaakt van het schrijven van toespraken (of kalenderwijsheden), want daarin komt een welgekozen citaat altijd van pas. Dat laatste geldt zeker voor Isocrates (436-338 v.C.), een der grote redenaars van het antieke Athene. Omdat hij een zwakke stem had en nogal snel zenuwachtig werd, schreef hij in eerste instantie vooral voor anderen, maar later stichtte hij een beroemde retorenschool, waaruit volgens Cicero ‘net als uit het paard van Troje enkel vorsten kwamen’.
Anders dan zijn leermeesters, de Sofisten, bracht Isocrates zijn leerlingen niet alleen de theorie en de praktijk van de welsprekendheid bij, maar ook politiek en ethiek. Als docent retorica kwam hij niettemin nu en dan in aanvaring met zijn tijdgenoot Plato, die weinig ophad met de kunst van de welsprekendheid, juist omdat redenaars zowel leerden de waarheid als de leugen te verdedigen. Het moet ook gezegd worden dat Isocrates het verwerven van de deugd nogal opportunistisch propageerde: alleen met een goede reputatie kun je je medeburgers overtuigen …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is in werkelijkheid veel meer op samenwerking en delen gericht, dan waar hij erkenning voor krijgt.

Frans de Waal, www.ted.com, 10 april 2012

Natuurlijk zijn ook biologen waardevrije wetenschappers en is het louter toeval dat zij lange tijd het beeld van onze voorouders hebben gebaseerd op de agressieve, machtsbeluste chimpansees, in plaats van bijvoorbeeld op de hun-naaste-de-hele-dag-door-liefhebbende mensapen als de bonobo. Gelukkig is de vooraanstaande Nederlandse primatoloog Frans de Waal (1948) al enige jaren bezig om het beeld van de aap te veranderen, en daarmee ook een beetje het beeld van de mens in een darwinistische wereld. Het blijkt dat mensapen ook gedrag vertonen dat je moreel kunt noemen, dat ze zich verzoenen na een strijd, dat ze hun voedsel delen met vreemden, dat ze een besef hebben van eerlijkheid, medelijden, empathie enzovoort. Het is dus niet nodig al die deugden bij de mens weg te verklaren als mooie praatjes waarachter een donkere, animale aard verborgen wordt gehouden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je weet of iemand verstandig is door zijn antwoorden. Je weet of iemand wijs is door zijn vragen.

Naguib Mahfouz

Na een studie filosofie begon de uit Egypte afkomstige Naguib Mahfouz (1911–2006) aan een schrijverscarrière, die hem onder meer, als eerste en tot op heden enige Arabische auteur, de Nobelprijs voor de literatuur bracht (1988). Na een eerste, naturalistische periode, is zijn werk te karakteriseren als existentialistisch, met als thema de verstoorde verhouding tussen een individu en zijn omgeving. Nog op 82-jarige leeftijd overleefde hij een aanslag op zijn leven door moslimextremisten.
In het citaat verbindt Mahfouz twee bekende filosofische thema’s: ten eerste het verschil tussen (gezond) verstand en wijsheid en ten tweede het belang van het stellen van (de juiste) vragen tegenover het geven van antwoorden. Wie kennis vergaart, ontwikkelt zijn verstand en weet het antwoord op steeds meer vragen. Maar werkelijk inzicht ontstaat alleen waar de juiste vragen worden gesteld. Zoals Socrates al meende dat je met de juiste vragen zelfs een slaaf tot inzicht in de wiskunde zou kunnen brengen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Wij’ zeggen en ‘ik’ bedoelen, is een van de uitgezochtste beledigingen.

Theodor Adorno in Minima Moralia (1951, p. 252)

Soms maakt een filosoof het de lezer met een andere moedertaal niet gemakkelijk. De Duitser Theodor Adorno (1903-1969), socioloog, filosoof, musicoloog, componist en literatuurcriticus, was prominent lid van de uiterst maatschappijkritische Frankfurter Schule. Naast vele zeer theoretische werken schreef hij ook een bundel teksten in een genre dat volgens hem ooit de ware filosofie was, maar nu in de vergetelheid is geraakt: de leer van het juiste leven. Deze ‘minimale moralismen’ zijn uitgewerkt in korte, afzonderlijke paragrafen. Een daarvan bestaat slechts uit enkele aforismen, waarvan dit er eentje is.
Wat is wijsheid als het om de vertaling gaat van ‘Wir sagen und Ich meinen, ist eine von den ausgesuchtesten Kränkungen’? ‘Ausgesucht’ kan in twee betekenissen worden vertaald als ‘uitgezocht’ (1. uitgelezen, voortreffelijk; 2. onmiskenbaar, duidelijk), maar in een derde ook nog als ‘van geringe kwaliteit’, wat eigenlijk het tegenovergestelde is van de eerste betekenis. In de Engelse vertaling, die jaren na Adorno’s dood is verschenen, is gekozen voor ‘recondite’, maar dat betekent iets heel anders: obscuur, duister. Zouden de Duitsers zelf precies weten wat Adorno bedoelde? In ieder geval zou hij zich tegenwoordig vaak beledigd voelen, want ‘wij’ zeggen waar ‘ik’ wordt bedoeld is onuitroeibaar gebleken.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Maak er van meet af aan een goede gewoonte van tegen elke pijnlijke indruk van buitenaf te zeggen: ‘Jij bent niet meer dan een indruk! Jij bent heel anders dan je je voordoet.’

Epictetus in Zakboekje – Wenken voor een evenwichtig leven (1995)

Epictetus (50 – ca. 130 n.C) was van oorsprong een Griekse slaaf, die uit Hiërapolis (Zuidwest-Anatolië) naar Rome werd gevoerd en daar later werd vrijgelaten. Als vrij man onderwees hij filosofie in zijn eigen stoïcijnse school. Het werk dat van hem is overgeleverd, werd op schrift gesteld door zijn leerling Arrianus: een reeks ‘leergesprekken’ en een ‘Handboekje’ of ‘Zakboekje’ (Encheiridion) met citaten. Zijn betrekkelijk eenvoudige levenslessen doen het goed bij levenskunstenaars en rationeel-emotieve therapeuten.
Volgens Epictetus valt alles wat bestaat uiteen in twee categorieën. Aan de ene kant zijn er de dingen die wel binnen ons bereik vallen, zoals opvattingen en neigingen, verlangens en afkeer. En aan de andere kant zijn er de dingen waar we geen vat op hebben, zoals ons lichaam, onze bezittingen, onze reputatie en positie. Als je nu iets ‘pijnlijks’ overkomt dan moet je dat ‘pijnlijke’ dus eerst toebijten dat het ‘niet meer dan een indruk is’. Vervolgens moet je nagaan of die pijn wordt veroorzaakt door iets wat binnen je bereik ligt; dan is het simpel: een indruk is maar een indruk. Als iets van buiten je kwelt, ‘hou dan de volgende repliek paraat: “Het gaat me niet aan!”’ En klaar is kees.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Men kan zich wel voornemen de beste te worden, maar zonder natuurlijke aanleg lukt dat niet. Men kan wel beter worden.

Aristoteles in Ethica magna, I, 11, 1187b, 28

In De vrijheid van de wil heeft Arthur Schopenhauer (1788–1860) weinig goede woorden over voor de ‘oppervlakkige en onvaste’ ideeën van Aristoteles (384-322 v.C.) waar het de vrije wil betreft. Voor het citaat uit de Ethica magna maakt Schopenhauer een uitzondering. Hierin toont Aristoteles dat hij net als Schopenhauer vindt dat moraliteit niet iets is wat je kunt verwerven, maar dat iemand aanleg moet hebben voor deugdzaam handelen. Maar voor het overige meent Schopenhauer dat Aristoteles blijft staan voor de ‘vermeende tegenstelling tussen het noodzakelijke en het vrijwillige … als stond hij voor een muur’. Terwijl daarachter zich het (dat wil zeggen: Schopenhauers) inzicht bevindt dat het vrijwillige als zodanig noodzakelijk is, namelijk vanwege het motief dat het handelen bepaalt. Een motief is een oorzaak. Zo zei Aristoteles al: ‘Er zijn verschillende oorzaken; het doel is er een van.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is allemaal waar wat de filosofie zegt: het leven moet achterwaarts worden begrepen. Maar dan vergeet men de tweede zin: dat het voorwaarts moet worden geleefd.

Søren Kierkegaard in Samlede Værker, deel IV A, p. 164 (1843)

Op de talloze citatensites op internet zijn genoemde zinnen uit de Papirer van Søren Kierkegaard (1813-1855) vaak samengevat tot een variant van ‘het leven moet achterwaarts worden begrepen, maar voorwaarts worden geleefd’, of ‘het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, maar het moet voorwaarts worden geleefd’. Als je alleen afgaat op deze inkortingen kan de oorspronkelijke betekenis nogal gaan schuiven. Zo gebruikt filosoof en communicatiewetenschapper Siegfried J. Schmidt zo’n inkorting als ondersteuning van de stelling dat alle voorspellingen onzeker zijn in een snel veranderende wereld.

Als je echter kijkt naar het verband waarin Kierkegaard een en ander zegt, dan blijkt het vooral een commentaar te zijn op De Filosofie, die stelt dat kennis van het leven alleen door reflectie (‘terugblikken’) mogelijk is. Dat is waar, vindt ook Kierkegaard, maar dat betekent dat we het leven nooit helemaal zullen begrijpen, juist omdat we nooit de ‘volledige rust’ zullen vinden om ‘die positie’ in te kunnen nemen. We zijn altijd te druk met ons leven richting de toekomst, die inderdaad onzeker is, om lang genoeg stil te staan om eerst inzicht te krijgen in wat het leven eigenlijk is.

(met dank aan Laurens Krüger)

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Utopieën lijken beter realiseerbaar dan men vroeger dacht. En wij staan dus voor een vraag die bepaald beangstigend is: hoe te ontkomen aan hun definitieve verwerkelijking?

Nikolaj Berdjajev in Het goddelijke en het menselijke (1947)

Aldous Huxley ontleende dit motto van zijn beroemde antiutopie Brave New World aan de Russische cultuur- en godsdienstfilosoof Nikolaj Aleksand

rovitsj Berdjajev (1874-1948). Berdjajev was van adellijke afkomst, maar hing wel het marxisme aan, al moest hij niets hebben van het materialisme van die politieke stroming. Niettemin zat hij onder de tsaren meermalen gevangen en werd hij 1898 voor twee jaar naar Siberië verbannen. Hoewel hij enthousiast is als de Russische revolutie slaagt en hoogleraar filosofie in Moskou wordt, leidt zijn kritische benadering van het communisme al snel tot verbanning. In dat licht moeten we ook zijn angst voor ‘de gerealiseerde utopie’ zien.

Zijn filosofie, die hij eerst gestalte gaf in een Academie voor Geestescultuur en later in een Academie voor Filosofie en Religie, is in feite een soort Russische variant van het existentialisme, waarin de vrije menselijke persoon centraal staat. Na de Tweede Wereldoorlog ziet Berdjajev een tijdperk komen ‘waarin de intellectuelen en de ontwikkelde klasse zullen dromen over middelen om de utopieën te vermijden en terug te keren naar een niet-utopische samenleving, die minder “volmaakt” is maar wel vrijer’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als er werkelijkheidszin bestaat, moet er ook mogelijkheidszin bestaan.

Robert Musil in De man zonder eigenschappen (1930-1932)

Het monumentale, maar helaas onvoltooide Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil (1880-1942) werd in Duitsland uitgeroepen tot de grootste Duitse roman van de twintigste eeuw. Hoewel het verhaal over de ondergang van de burgerlijke cultuur in Oostenrijk-Hongarije vaak hilarisch en soms ontroerend is, is het ook een indrukwekkend essayistisch experiment. Het citaat is de titel van hoofdstuk 4 uit het eerste deel van boek één.

De werkelijkheidszin bepaalt dat als je goed door een geopende deur wilt komen, je rekening moet houden met het feit dat die een vast kozijn heeft. Maar als er zoiets als een werkelijkheidszin bestaat, moet er ook iets zijn dat je mogelijkheidszin zou kunnen noemen. Musil definieert dit als het vermogen om alles te bedenken ‘wat er net zo goed zou kunnen zijn’, en alles wat bestaat niet belangrijker te maken dan wat niet bestaat. Zij die zo denken worden vaak ‘fantasten, dromers, zwakkelingen, betweters of muggenzifters’ genoemd. ‘Maar het mogelijke omvat niet enkel de dromen van zenuwzwakke personen, maar ook de nog niet ontwaakte bedoelingen van God.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Kritisch denken loont!

Reclame Delta Lloyd, Radio 1

Menig klokkenluider of dissident zal het hen niet nazeggen, maar volgens ‘Delta Lloyd Asset Management’ loont kritisch denken. Het bedrijf ontleent deze boude stelling aan het feit dat het tweemaal werd bekroond door de jury van de Morningstar Awards. Men wist ook nog eens een aantal bekende opiniemakers, zoals Maarten van Rossem, Kluun en Hanneke Groenteman, bereid te vinden hun hoofd en woorden aan deze campagne te verbinden. Een van hen is ook de massapsycholoog Jaap van Ginneken. Volgens hem lijden de financiële markten aan een ‘chronische manisch-depressieve psychose’, waarbij overdreven optimisme en pessimisme elkaar voortdurend afwisselen. Een kritische belegger schijnt beter te weten en koerst op de werkelijke waarde. Door het speculeren van alle andere beleggers deel je dan toch mee in die stemmingswisseling.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is naargelang hij wil, en wil naar gelang hij is.

Arthur Schopenhauer in De vrijheid van de wil (1839, 2010, p. 29-30)

In het betreffende boek geeft Arthur Schopenhauer (1788–1860) antwoord op een prijsvraag van de Koninklijke Noorse Academie van Wetenschappen of de vrijheid van de wil kan worden bewezen uit het zelfbewustzijn. Is het met andere woorden zo dat wij, omdat wij ons bewust zijn van onszelf, ook vrij zijn? Volgens Schopenhauer is dat niet het geval: juist omdat het ‘ware wezen van de mens’ zijn wil is, en daarmee de basis van zijn bewustzijn, ‘staat de vraag of hij ook anders zou kunnen willen gelijk aan de vraag of hij ook een ander zou kunnen zijn dan hijzelf is’. En volgens Schopenhauer kan de mens op die vraag geen antwoord geven. Daarom moet de filosoof zich bij de beantwoording van de vraag naar de vrijheid van de wil bedienen van zijn verstand, de rede en de ervaring. ‘Het hoofd heeft de vraag opgeworpen; het hoofd zal haar dan ook moeten beantwoorden.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens heeft eerder psychosynthese nodig dan psychoanalyse.

Nikolaj Berdjajev in Dialectique existentielle du divin et de l’humain (1947)

De Russische cultuur- en godsdienstfilosoof Nikolaj Berdjajev (1874-1948) werd als marxist verschillende keren gevangengezet en voor twee jaar naar Siberië verbannen. Na de eeuwwisseling zwoer hij het marxisme af, maar bleef sociaal bewogen. Zijn filosofie is als existentialistisch te karakteriseren, met nadruk op de waarde van de persoon en verzet tegen de objectivering van de mens door hem te reduceren tot zijn lichamelijke bepaaldheid. Een dergelijk determinisme is ook de psychoanalyse van Freud niet vreemd, vandaar Berdjajevs oproep tot psychosynthese. Overigens gebruikte Freud deze term zelf ook, en wel als doelstelling van de psychoanalytische therapie: de grote eenheid van het ego moet alle instinctieve impulsen in zich opnemen die daar eerder van afgesplitst waren en hun onbewuste schade aanrichtten. Voor zover bekend was de grondlegger van de psychologische school van de psychosynthese, Roberto Assagioli, niet bekend met het werk van Berdjajev.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Egoïsme kan alleen bestreden worden door pluraliteit, wat een denkhouding vereist waarin het zelf, in plaats van in zichzelf op te gaan alsof dat de hele wereld was, zichzelf beschouwt als een burger van de wereld.

Hannah Arendt in Responsibility and judgement (2003, p. 141)

Voor Hannah Arendt (1906–1975) is pluraliteit (meervoudigheid) een voorwaarde voor menselijkheid. Deze pluraliteit moet je daarom niet willen ‘opheffen’ in één politieke visie, maar je moet juist de voorwaarden scheppen om de pluraliteit te laten bestaan. Dat betekent overigens niet dat we niet meer moeten oordelen of geen maatschappelijke meningen meer moeten hebben, maar wel dat we moeten streven naar intersubjectieve en representatieve oordelen, dat wil zeggen: opvattingen die bedoeld zijn om gedeeld te worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt. Dat vraagt wel offers. Immanuel Kant heeft daarover gezegd dat we onszelf bij wijze van spreken moeten ‘verloochenen in het belang van anderen’. Daarmee was deze verlichtingsdenker die zijn woonplaats Koningsbergen (Kaliningrad) nooit heeft verlaten, de eerste overtuigde kosmopoliet onder de filosofen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Let dus voortaan op je woorden.

Joods verhaal, in: De veren van de rabbi – Verhalen uit alle windstreken over vriendschap (2012)

Er was eens een jongen die veel kwalijke leugens verspreidde over zijn vriendjes. Het lukte zijn ouders maar niet om hem daarmee op te laten houden. Daarom vroegen ze de rabbi om raad. Die gaf de jongen opdracht om een kussen mee te nemen naar het marktplein, het open te scheuren en alle veren met de wind te laten meewaaien. Nadat hij dat met veel plezier had gedaan, kwam de jongen terug bij de rabbi. ‘Goed zo’, zei de rabbi. ‘Ga nu terug naar de markt, raap alle veren weer op en stop ze in het kussen.’ ‘Maar dat is onmogelijk’, stamelde de jongen. ‘Dat heb je goed gezien. Net zo onmogelijk als het terugnemen van al die roddels over je vriendjes die jij hebt verspreid. Let dus voortaan op je woorden. Ze zijn als veren, eenmaal uitgestrooid, kun je ze nooit meer terughalen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor Kant moesten mensen doof zijn voor de natuur om gehoor te kunnen geven aan de stem van de menselijkheid binnen in ons, voor Serres en Lovelock is een dergelijke doofheid juist het kenmerk van immoraliteit.

Émilie Hache en Bruno Latour in ‘Morality or moralism? An exercise in sensitization’ (in Common Knowledge, 2010)

Hache en Latour vragen de lezer om deel te nemen aan een experiment of oefening in sensibilisatie (gevoelig worden) en desensibilisatie (ongevoeliger worden) in immunologische zin. Daartoe moet de lezer zijn oordeel opschorten over welke wezens wel en welke niet in staat zijn ‘om ons te verplichten tot het antwoorden op hun appel’. Het is een alledaagse ervaring om je meer of minder verantwoordelijk te gaan voelen voor een bepaald, menselijk of niet-menselijk, wezen. Zoals vaak bij Latour is zijn onderzoek naar kennis en wetenschap aanleiding om filosofische clichés om te keren. En daarbij laat hij zich dit keer, behalve door Michel Serres, ook inspireren door James Lovelock, bekend van de Gaiahypothese dat de aarde een soort superorganisme is. Voor veel filosofen is de natuur iets dat we (in onszelf) moeten onderdrukken, teneinde moreel te kunnen handelen. Voor Serres en Lovelock handelen we juist moreel door te horen wat onze natuur ons te zeggen heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Tegenover het oude antagonistische, exclusieve denken zou ik als adequaat antwoord op de totaal veranderde situatie willen stellen: een nieuw, een inclusief denken.

Feitse Boerwinkel in Inclusief denken. Een andere tijd vraagt een ander denken (1966, 1971)

De Nederlandse cultuurfilosoof Feitse Boerwinkel (1906–1987) stond jarenlang aan het hoofd van Kerk en Wereld en de School voor Maatschappelijk Werk (De Horst) in Driebergen. In zijn publicaties beijverde de christelijk geïnspireerde atoompacifist zich voor een dialoog met andere godsdiensten en ideologieën.

Volgens Boerwinkel kon je pas adequaat handelen als je grondig over je eigen tijd had nagedacht. Dat denken moest echter ‘inclusief’ zijn: ‘een denken dat er principieel van uitgaat dat mijn welzijn niet verkregen kan worden ten koste van de ander of zonder de ander, maar dat het alleen verkregen kan worden als ik de ander de kans geef om tot zijn recht en bestemming, tot welzijn te komen.’ Inclusief denken gaat verder dan tolerantie, maar omvat ware solidariteit.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Negativiteitsspecialisten geven je de gelegenheid om jezelf te oefenen in flexibiliteit, speelsheid, empathie en synergie.

Al Siebert in Positive ways to handle negativity specialists (2006)

De Amerikaanse managementpsycholoog Lawrence Albert Siebert (1934–2009) is vooral bekend geworden door zijn onderzoek naar psychologische veerkracht. In het genoemde artikel geeft hij handige tips over hoe je het best kunt omgaan met collega’s of familieleden die de hele tijd over alles en iedereen aan het klagen zijn. Eerst moet je leren inzien dat mensen met een positieve instelling (zoals jij en ik) een zeer negatieve opvatting hebben over mensen met een negatieve houding! Dat komt omdat wij de kinderlijke persoonlijkheidstheorie hebben dat er goede en slechte mensen bestaan. Je moet je echter gewoon afvragen wat voor belang de specialisten in negativiteit hebben bij hun houding, en de zaak omdraaien. Krijgen ze bijvoorbeeld veel aandacht als ze klagen, onthoud hun die dan. Conditioneer ze om alleen nog maar aardige dingen te zeggen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Handel steeds zo dat het aantal keuzemogelijkheden groter wordt!

Heinz von Foerster in Über das Konstruieren von Möglichkeiten (1973, p. 49)

De Oostenrijks-Amerikaanse fysicus en cyberneticus Heinz von Foerster was een neef van Ludwig Wittgenstein. Hij werd in 1911 geboren in Wenen en stierf in 2002 in Pescadero, Californië. Hij formuleerde zijn ‘ethische imperatief’ in aansluiting op de categorische imperatief van Immanuel Kant. Volgens Von Foerster gaat het erom de activiteiten van anderen niet in te perken, maar je zo te gedragen dat de vrijheid van anderen en de gemeenschap groter wordt. Hoe groter de vrijheid, hoe groter het aantal keuzemogelijkheden, en des te groter de kans dat mensen ook de verantwoordelijkheid voor hun handelingen op zich nemen. ‘Alleen wie vrij is, en dus ook altijd anders kan handelen, kan verantwoordelijk handelen’ (in Heinz von Foerster/Bernhard Pörksen: Wahrheit ist die Erfindung eines Lügners: Gespräche für Skeptiker, 1999, p. 25).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als een cartesiaan zich in de klauwen van een tijger zou bevinden, zou hij duidelijk beseffen welk een scherp onderscheid dat beest tussen zijn ik en niet-ik maakt.

Arthur Schopenhauer in Dat ben jij – Over de grondslag van de moraal (1840, 2010, p. 148)

Cynici die zich begerig op het werk van Schopenhauer storten om hun amoraliteit te legitimeren, komen bedrogen uit als zij ontdekken dat Schopenhauer nota bene het medelijden als ‘enige echte morele drijfveer’ opvoert. Een van de vele argumenten die hij daarvoor heeft, is dat het medelijden ook ‘de dieren in bescherming neemt’. De wreedheid en barbarij jegens dieren in het Westen wordt filosofisch gefundeerd door Descartes ‘als een noodzakelijke consequentie van zijn dwalingen’. Dat leidt tot onzinnige gedachten als zouden dieren geen bewustzijn van zichzelf hebben. ‘Om zulke smakeloze beweringen te logenstraffen, hoeft men alleen maar te wijzen op het ingewortelde egoïsme van elk willekeurig dier.’ Zo kan een cartesiaan zich dus van de onjuistheid van zijn ideeën laten overtuigen door een tijger in het wild op te zoeken …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Helderheid is de goede trouw van de filosofen.

Vauvenargues in Réflexions et maximes (1746)

De Franse schrijver en moralist Luc de Clapiers, marquis de Vauvenargues (1715-1747) is wel een Franse stoïcijn genoemd. Hij stierf één jaar nadat hij, aangemoedigd door zijn vriend Voltaire, anoniem een verzameling beschouwingen en aforismen had gepubliceerd. Pas in 1797 werd zijn eigen naam erkend en pas ruim een eeuw na publicatie werden zijn aforismen populair.

Volgens Van Dale betekent goede trouw ‘oprechtheid van mening of bedoeling bij een overeenkomst of ter zake van een rechtspositie’. Het is dus in eerste instantie een juridisch begrip. Met zijn aforisme lijkt Vauvenargues te suggereren dat je de zuiverheid van de motieven van een filosoof kunt afleiden uit de duidelijkheid van zijn uitspraken.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

God mag weten welke ogenschijnlijke onzin morgen de waarheid zal blijken te zijn.

A.N. Whitehead in Science and the modern world (1926, p. 116)

Deze verzuchting slaakt Alfred North Whitehead (1861–1947) in zijn onderzoek naar de relatie tussen wetenschap en de moderne wereld. In de achttiende eeuw triomfeerde het gezonde verstand over alle middeleeuwse fantasieën. De geleerden uit die tijd waren ervan overtuigd dat we de echte onzin nu achter ons hadden gelaten. Maar toen kwam de twintigste eeuw, met relativiteit en kwantumverschijnselen, en we bevinden ons aan de andere kant van de pool: juist het gezonde verstand kan de wetenschap niet meer volgen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Die eerste mededele wat mens leer / vóór drie jaar oud is lewenslank genoeg / om die akuutste nood te formuleer / soos: ek het honger … hou van jou … is moeg …

Elisabeth Eybers in Taalles (fragment van een Afrikaans muurgedicht op het schoolplein van de Anne Frankschool in Leiden)

De in Zuid-Afrika geboren Elisabeth Eybers (1915-2007) nam in 1961 de Nederlandse nationaliteit aan, maar bleef haar gedichten schrijven in haar moedertaal. In 1991 kreeg zij, als eerste en enige auteur in een andere taal dan het Nederlands, de P.C. Hooftprijs. Dit gedicht gaat over de betrekking tussen mens en taal. In den beginne leren we uit te drukken wat we het meest nodig hebben, later ook ‘onnosel van geluk’ dat we met elkaar kunnen spreken. Maar weer later – ‘want tyd bring raad’ – leren we echter ‘de voegwoorden van kunstig verweer’, zoals ‘daarenteen … ondanks … desnietemin …’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

[We zijn] altijd bereid (…) te vluchten in het geloof in het determinisme als die vrijheid ons zwaar valt of als we een excuus nodig hebben.

Jean-Paul Sartre in Het zijn en het niet (1943/2003, p. 104)

Uit een onderzoek van de psychologen Vohs en Schooler blijkt dat je door mensen ervan (te proberen) te overtuigen dat de vrije wil niet bestaat, omdat al hun gedrag gedetermineerd is, zorgt dat ze zich sneller schuldig zullen maken aan bedrog. Het motto van het artikel is, hoe kan het ook anders, een citaat uit L’Être et le Néant (1943) van Jean-Paul Sartre (1905–1980). Want Sartre veroordeelde ons tot de vrijheid, door te laten zien dat elke keer dat wij een excuus buiten onszelf zoeken voor ons handelen, wij te kwader trouw zijn. Dat geldt ook voor een beroep op het ‘brein’ dat slechts voor neurowetenschappers toegankelijk is en niet voor onszelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Rechts is het nieuwe links.

Hans Achterhuis in Trouw, 12 november 2011

De Denker des Vaderlands Hans Achterhuis (geboren 1942) herinnert zich hoe linkse intellectuelen, waartoe hij zichzelf rekent, in de jaren zestig eigenlijk alleen in eigen kring discussieerden en nooit met rechtse denkers in debat gingen. Volgens hem gebeurt dat nu in spiegelbeeld: de reacties op zijn De utopie van de vrije markt (2010) getuigen van dezelfde soort vanzelfsprekende, ongefundeerde afwijzing als eerder zijn kritiek op De markt van welzijn en geluk (1981) in linkse kringen ontmoette. Zo omarmen vooraanstaande liberalen als Bolkestein en Rutte rechtse ideologen als Von Hayek en Ayn Rand op dezelfde kritiekloze wijze als links destijds deed met Marx en Lenin.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het zijn nooit de bezigheden die een mens opzoeken; drukte zoeken mensen altijd zelf op, en dan prijzen ze zich nog gelukkig ook dat ze het zo druk hebben!

Seneca in Brief 106 – Over de stoffelijkheid van de deugd

De Romeinse stoïcijn Lucius Annaeus Seneca (± 4 v.Chr.–65 n.Chr.) schreef aan het einde van zijn leven een reeks brieven aan zijn vriend Lucilus (Epistulae Morales ad Lucilium) waarin hij zijn denkbeelden uiteenzet, vaak aan de hand van concrete onderwerpen. Het citaat over mensen die niets liever willen dan het druk hebben, klinkt verrassend hedendaags.

Overigens gaat de brief verder over de vraag van Lucilus of ‘het goede’ iets ‘stoffelijks’ is. Seneca meent van wel: ‘Kijk maar wat voor invloed iemands boosheid of wreedheid heeft op zijn gezichtsuitdrukking, of hoezeer dapperheid uit iemands ogen straalt. En doet vreugde ons niet juichen, en houdt gematigdheid ons juist niet tegen? Omdat alleen lichamen een dergelijke invloed kunnen uitoefenen, zijn deze emoties stoffelijk.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Waar het op aankomt is een waarheid te vinden die een waarheid voor mij is, de idee te vinden waarvoor ik wil leven en sterven.

Søren Kierkegaard in Dagboeken (1 augustus 1835)

Even overweegt Kierkegaard (1813-1855) om zich af te keren van filosofie en theologie, om zo wat rust te krijgen, maar dan realiseert hij zich dat de onrust terug zal keren, ‘als een koortsaanval na het drinken van koud water’. En dan formuleert hij een besef dat leidt tot de ‘existentialistische wending’ in de filosofie. Het gaat niet meer om die ene kantiaanse vraag naar het epistemologische fundament van kennis (‘wat kan ik weten?’), maar om die andere vraag: ‘wat moet ik doen?’ De existentialistische filosoof verliest zich niet in het construeren van het beeld van een wereld waarin hij niet leeft, maar die hij alleen aan anderen voorhoudt, maar wil helderheid ten aanzien van zichzelf, wil weten wat zijn eigen bestemming is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zie je dan niet dat de natuur slechts op twee dingen aandringt: een lichaam vrij van pijn, een geest vrij van zorgen …?

Lucretius in De rerum natura

Normaal gesproken is volgens Hannah Arendt (1906–1975) de afwezigheid van pijn niet meer dan de lichamelijke voorwaarde voor het ervaren van de buitenwereld. Alleen als het lichaam je niet kwelt, kunnen je zintuigen normaal functioneren en ontvangen wat gegeven is. In tegenstelling tot wat bijvoorbeeld Epicurus dacht, maar ook Lucretius in het citaat zegt, is het genot dus niet gelegen in de loutere afwezigheid van pijn. Het is het gevoel van het verlost worden van pijn dat zo intens is, dat alleen het gevoel van pijn zelf even sterk is. Volgens Arendt verklaart dit bepaalde soorten lichte verslaving: het is het verlangen naar de herhaling van de euforie die ooit gepaard ging met de verlossing van pijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Milton maakte Paradise lost om dezelfde reden als een zijderups zijde maakt.

Karl Marx in Theorien über den Mehrwert (posthuum 1905–1910)

Het economische begrip meerwaarde is niet van Karl Marx (1818–1883) zelf, maar hij heeft het wel algemeen bekend gemaakt. Meerwaarde is volgens Van Dale: ‘de grotere waarde van het product boven de loonsom die aan de bezitter van de productiemiddelen toekomt.’ Marx gebruikt Milton, die het manuscript van zijn later zo beroemde werk voor vijf pond verkocht, als een voorbeeld van een niet-productieve arbeider. Net zoals het de aard is van de zijderups om zijde voort te brengen, zo lag het in Miltons aard om meesterwerken te maken. Een broodschrijver, daarentegen, die fabrieksmatig teksten produceert, is wel productief: zijn product is vanaf het begin alleen bedoeld om kapitaal te vermeerderen. Alleen die geschriften hebben meerwaarde in kapitalistisch-economische zin.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denkers

Thema's