De minnaar wil voor alles dat de vrijheid zelf ertoe besluit liefde te worden en dat niet alleen in het begin van het avontuur, maar ieder ogenblik.

Jean-Paul Sartre in Schemeroorlog (1983)

Volgens Sartre zijn we ‘veroordeeld tot de vrijheid’. In de liefde zijn we dan ook niet op zoek naar onderwerping of hartstocht, maar we willen juist dat iemand in vrijheid voor ons kiest. Voor een minnaar is niets zo waardevol als wat hij ‘de autonomie van de liefde bij het beminde wezen’ noemt. Het verlangen om bemind te worden heeft volgens hem tot doel dat de ander het fundament voor ons eigen bestaan wordt. Omdat we absoluut vrij zijn, kunnen we daar niet zelf voor zorgen. Normaal gesproken zijn we bovendien overgeleverd aan de ‘blik van de ander’. We hopen dat we dit ‘zijn-voor-de-ander’ kunnen ‘terugwinnen’ als we door de ander worden bemind, ‘door zo te handelen dat de vrijheid van de ander zichzelf aan banden legt tegenover de weerloze naaktheid die wij voor die vrijheid zijn’. Vanzelfsprekend is een dergelijk verlangen volgens Sartre inauthentiek. Authenticiteit is de ‘doorleefde erkenning’ dat je je bestaan uiteindelijk alleen op jezelf kunt baseren, in het gelijktijdige besef dat die basis zich nooit laat institutionaliseren. Je kunt nooit ‘teren op’ je authenticiteit. De vraag is dan of er ook een authentieke liefde mogelijk is, bijvoorbeeld doordat ze steeds vernieuwd wordt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media