Montaigne

Niemand geeft aan anderen zijn geld weg, iedereen doet dat wel met zijn tijd en zijn leven.

Montaigne, geciteerd in Levenskunst à la Montaigne van Ronald Wolbink (2016)

Volgens Montaigne (1533–1592) ligt er bij jezelf ‘werk genoeg’, dus je moet dat niet elders zoeken. Hij zet vraagtekens bij het gemak waarmee wij ons inzetten voor iemand anders, zoals in ons werk. Veel regels en voorschriften in de maatschappij ‘verdrijven ons uit onszelf en jagen ons voor het nut van het algemeen de marktplaats op’. Mensen laten zich ‘inhuren’ en gebruiken hun talenten voor degenen aan wie zij zich ‘onderwerpen’. ‘Het zijn hun huurders die in hen huizen, niet zijzelf.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Bestendigheid is zelf niets anders dan een trager dansen.

Montaigne in Essais (III.2)

Volgens de Franse denker en politicus Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) is er geen enkel bestendig bestaan. Dat geldt zowel voor de objecten om ons heen als voor ons eigen leven. Wij en onze oordelen ‘deinen en stromen onophoudelijk’, net als alle vergankelijke dingen. Wij kunnen geen contact maken met het eeuwige zijn, omdat we ons altijd bevinden tussen geboren worden en sterven. Als je probeert met je denken grip te krijgen op het wezen van dat zijn is dat net zoiets als water willen vastgrijpen. ‘De gehele wereld is in beweging. Alle dingen daarin dansen zonder onderbreking heen en weer: de aarde, de rotsen van de Kaukasus en de piramides van Egypte.’ Dat we soms de illusie hebben dat dingen een zekere duurzaamheid hebben, komt dat omdat hun dans te traag voor ons is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Roem en rust kunnen niet samenleven onder één dak.

Michel de Montaigne in Essays. Een proeve van zeven (Amsterdam, Atheneum, 1993)

De Franse denker Montaigne (1553–1592) zocht graag de eenzaamheid van de werkkamer in zijn toren op, omdat hij meende dat hij daar een ‘vrijer en blijmoediger leven’ zou kunnen vinden. In het leven in de geest vinden we de gemoedsrust die door het drukke bestaan tussen anderen steeds wordt verstoord. Je moet dan echter niet al te eerzuchtig zijn, want roem zul je niet zo snel oogsten als je vasthoudt aan je eigen waarden en principes. Wie Montaignes voorbeeld volgt, kan hem misschien nazeggen: ‘Als ik in dit bestaan aanspraak wil maken op enige roem, is het op de reputatie rustig te hebben geleefd (…) naar mijn eigen maatstaven.’

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Niemand geeft aan anderen zijn geld weg, iedereen doet dat wel met zijn tijd en zijn leven.

Michel de Montaigne in De hele wereld speelt komedie (2001)

De maatschappij wil het liefst dat je je met hart en ziel inzet voor een relevante beroepsopleiding en daarna voor je werk of je werkgever. Kasteelheer Michel de Montaigne vond al in de zestiende eeuw dat we juist in eerste instantie onze talenten moesten ontwikkelen voor ons eigen leven: ‘Bij jezelf ligt werk genoeg, zoek het niet verder weg.’ En hij was ook niet gevoelig voor een beroep op het ‘algemeen belang’: ‘De meeste regels en voorschriften in deze wereld verdrijven ons uit onszelf en jagen ons voor het nut van het algemeen de marktplaats op.’ En zo gebruiken we onze talenten niet voor onszelf maar voor degenen aan wie wij ons ‘onderwerpen’. Vooral ‘hoofdarbeiders’ hebben het moeilijk, want hun geest gaat tijdens het werken voor een ander al gauw creatief en enthousiast met hen op de loop. Als je dan toch moet werken, kun je de dingen daarom, aldus Montaigne, maar beter zonder hartstocht doen.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

De meeste genoegens strelen en omhelzen ons om ons te wurgen.

Michel de Montaigne in Essays. Een proeve van zeven (1993)

Volgens de Franse denker en ‘uitvinder van het essay’ Michel de Montaigne (1533-1592) moeten wij een middenweg zien te bewandelen tussen onze ‘afschuw van het lijden en onze liefde voor het genot’. Wie zich de deugden van de zelfbeheersing en het vinden van de juiste maat wil eigen maken, moet echter om te beginnen leren inzien wat gevoelens en begeerten met je doen. Hoewel alle aardse genoegens natuurlijk buitengewoon prettig zijn, verleiden ze je ook om het pad te verlaten dat leidt naar een bewust en waardevol leven. Je kunt er ook vergif op innemen dat jou vaak ‘een genoegen wordt gedaan’ omdat anderen invloed op je willen hebben. Daarom is het zaak onderscheid te maken tussen de ‘natuurlijke genoegens’ en de genoegens die uiteindelijk je dood versnellen. Het kan namelijk maar zo zijn dat je dan nog niet hebt geleerd te sterven, wat volgens Montaigne het doel van alle filosoferen is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik wil … dat de dood mij aantreft terwijl ik kool plant …

Michel de Montaigne in Op dood of leven (1995)

Volgens de Franse ‘uitvinder van het essay’ Michel de Montaigne (1533–1592) is de dood wel het einde, maar niet het doel-einde van het leven. ‘Het is de afloop, de afsluiting van het leven, maar niet dat waar het naar streeft. Het leven moet op zichzelf gericht zijn, zichzelf tot doel hebben’ (Ik ben nogal klein van stuk, 1997). Het besef van je eindigheid betekent voor hem dan ook niet dat je achter de geraniums moet gaan zitten wachten op de dood. Hij pleit ervoor bezig te zijn en bezig te blijven, ook in het licht van dit nakende einde, ‘en onze taken in het leven zo lang mogelijk te blijven doen’, zoals werken in je moestuin. We moeten ons daarom niet om de dood bekommeren ‘en nog minder om het feit dat mijn plantjes nog niet staan’. Het komt er op aan dat werken in je tuin met je volle aandacht (‘mindfulness’ avant la lettre) en zorgvuldig te doen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Levenskunst is het bewust en kritisch ontwikkelen van je eigenheid.

Ronald Wolbink in Levenskunst à la Montaigne (2016)

Bedrijfskundige en filosoof Ronald Wolbink promoveerde in 2012 op een filosofisch proefschrift over De coach, de begeleider van de laatste mens. Hij is tamelijk kritisch op de beroepsgroep van coaches, onder meer omdat die reflectie preekt, maar zelf niet in de praktijk brengt. Verder hanteren coaches veelal een reductionistisch mensbeeld, waardoor zij reële problemen van mensen individualiseren en psychologiseren. Als het gaat om existentiële vragen op de werkvloer ziet hij dan ook meer in de levenskunst, een praktijk die teruggaat tot de eerste filosofen, maar waarbij Wolbink zich vooral laat inspireren door de Essays van Michel de Montaigne (1533–1592). Hij pleitte ervoor ‘om zelf vorm te geven aan je eigen leven en om daarvoor letterlijk en figuurlijk een eigen ruimte voor jezelf te creëren om te zorgen dat je niet overspoeld wordt door alles wat op je afkomt en wat een appel op je doet’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie de mensen leert te sterven, leert ze te leven.

Michel de Montaigne in de Essays (1595)

Het citaat van de Franse filosoof Montaigne (1533–1592) is het motto van het boek dat hoogleraar filosofie, onder andere in Tilburg, Simon Critchley (1960) samenstelde onder de titel Over mijn lijk – Wat filosofen en hun dood ons leren (2008, 2011). Juist omdat we kunnen leren te leven wanneer we weten hoe te sterven, schrijft Montaigne even daarvoor: ‘Als ik een boekenschrijver zou zijn, zou ik een lijst aanleggen, voorzien van commentaar, van de verschillende manieren waarop mensen gestorven zijn.’ Critchley heeft die handschoen opgepakt en bespreekt in kort bestek zo’n 190 dode filosofen.
Dat hij juist voor filosofen kiest, is niet zo gek als je bedenkt dat velen van hen de wijsbegeerte in verband hebben gebracht met het (leren te) sterven. Zo zegt Socrates in de dialoog Phaedo van Plato dat ‘de ware filosoof sterven als beroep heeft’.
Als we Montaigne mogen geloven, heeft iemand die geleerd heeft om te sterven, afgeleerd om slaaf te zijn. Dat betekent dat je instellen op de dood ‘niets minder is dan je instellen op de vrijheid’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Cinementaal Filmcyclus 2017: maandag 22 mei a.s. leidt Ronald Wolbink Woody Allen’s ‘Irrational Man’ in.

Elk voorjaar organiseert Cinementaal in samenwerking met Concordia in Enschede een thematische filmcyclus: vier films, verdeeld over vier avonden, met één overkoepelend thema. Dit jaar is dat Lastige Levensfases, met de fases Puberteit, Dertigersdilemma, Midlife en Ouderdom.

De derde filmavond in deze cyclus heeft als thema Midlife. Filosofieprofessor Abe Lucas (een prachtige hoofdrol van Joaquin Phoenix) lijdt aan het leven in Woody Allens Irrational Man.

De film wordt ingeleid door Ronald Wolbink, bedrijfskundige. Ronald Wolbink studeerde bedrijfskunde en volgde opleidingen op de terreinen filosofie, supervisiekunde en coachen. Hij promoveerde in 2012 op een filosofisch proefschrift met als titel De coach, de begeleider van de laatste mens. Verder schreef hij o.a. Filosoferen over management en organisaties en recentelijk Levenskunst à la Montaigne. Hij doceert levenskunst en (organisatie)filosofie in het hbo, bij het humanistisch verbond en aan de Internationale School voor Wijsbegeerte en heeft een eigen bureau voor filosofische gesprekken, supervisie en coachen. In zijn inleiding zal Wolbink ingaan op de thema’s die spelen in de midlifeperiode en daarbij verbinding maken met de film.

Voor meer informatie, zie http://www.cinementaal.nl of www.concordia.nl

Voor sommige mensen is alleen de aanblik van het medicijn al doeltreffend genoeg.

Michel de Montaigne in De essays (1595)

Dat de macht van de verbeelding groot is, blijkt onder meer uit het placebo-effect: het feit dat veel mensen beter worden van een nepmiddel. Een van de eersten die hierover schreef, was de Franse denker Michel de Montaigne (1533–1592). Hij zag dit als de reden waarom veel artsen patiënten vooraf ‘niets dan loze beloften doen dat zij zullen genezen’. De verbeelding moet ‘hun nepdrankjes kracht bijzetten’.
Voor de werking van die nepbehandeling is echter wel het gezag van een arts of apotheker nodig. Montaigne vertelt over een koopman uit Toulouse met nierstenen die zich vaak lavementen liet voorschrijven. Hij liet een apotheker alle voorbereidingen doen en gedroeg zich alsof hij ze kreeg, maar liet het daadwerkelijk toedienen achterwege. Dit had op hem dezelfde uitwerking als bij mensen die de klisteerspuit wel hadden gebruikt. Toen zijn vrouw – om kosten te besparen – probeerde de spuit louter met warm water te vullen, leverde dat echter niets op.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Laten we trachten de fundamentele dubbelzinnigheid van ons bestaan bewust te aanvaarden.

Simone de Beauvoir in Pleidooi voor een moraal der dubbelzinnigheid – Ontwerp van een existentialistische ethiek (1947, 1958)

Net als haar ‘levensgezel’ Jean-Paul Sartre was Simone-Lucie-Ernestine-Marie Bertrand (Simone) de Beauvoir (1908–1986) niet alleen schrijfster van romans en toneel, maar ook een vooraanstaand filosofe. Haar denken karakteriseerde ook zij als ‘existentialisme’. Haar pleidooi voor een moraal van de dubbelzinnigheid gaat uit van de ‘tragische ambivalentie’ van ons bestaan, die zij uitgedrukt ziet in een citaat van Montaigne: ‘Ons leven is een voortdurend bouwen aan de dood.’ Dieren en planten ondergaan dit slechts, maar de mens is zich hiervan bewust, en daarmee ‘dringt een nieuwe paradox haar bestaan binnen’. Want met dit besef ‘verheft’ de mens zich boven haar natuurlijke staat, maar zij kan zich daar niet aan onttrekken. We zijn ons bewust van de wereld, maar maken daar ook deel van uit.
De geschiedenis van de filosofie is één lange poging om deze dubbelzinnigheid op te heffen, door de geest te reduceren tot de materie of andersom. Het heeft de mens echter niet geholpen, en De Beauvoir ziet dat haar tijdgenoten zich ‘pijnlijker dan ooit’ bewust zijn van de paradox van ons bestaan. Zij pleit er daarom voor die dubbelzinnigheid als uitgangspunt te nemen en daaraan de kracht en de motieven te ontlenen om het leven aan te gaan.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Filosoferen is leren te sterven.

Montaigne in Essais (1595)

Je kunt nog steeds een bezoek brengen aan de toren van zijn Château in Périgord, met daarin de ronde werkkamer met spreuken tegen het plafond waarin Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) zich oefende in het sterven met het schrijven van zijn beroemde Essais (probeersels of proeven).

Een door Montaigne veelvuldig geciteerd auteur in het kader van de stervenskunst is Lucretius (99–55 v.Chr.) die aanraadt om je zelf voor te stellen dat je op je sterfbed ligt en je dan af te vragen of je goed hebt geleefd. Als het antwoord bevestigend is, kun je met een gerust hart ‘heengaan’ ‘als een voldane gast die een feestmaal verlaat’. Als je echter vast moet stellen dat je niet goed hebt geleefd, dan is het ook niet erg dat je het leven verliest, want dan wist je blijkbaar toch niet wat je ermee moest aanvangen. Nu kun je je natuurlijk nu al bedenken dat dat toch niet lekker ligt, dat laatste besef. Maar dan is er alle aanleiding om vandaag nog ernst te maken met dat goede leven. Volgens het epicurisme, waarvan Lucretius een belangrijke zegsman is, betekent dat overigens dat je moet streven naar lichamelijk en vooral geestelijk genot, waarbij de gemoedsrust (ataraxia) als het hoogst bereikbare genot geldt. Voor mensen van nu is dat waarschijnlijk niet het eerste waar zij aan denken bij het woord ‘genot’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is van nature een schoon en proper dier.

Michel de Montaigne in ‘Over de ervaring’ in Essays (1598)

In wat hij schreef in de toren van zijn Château in Périgord ging Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) weinig onderwerpen uit de weg. Met zijn Essais (letterlijk: probeersels of proeven) was hij de eerste denker die zichzelf als het ware psychologisch beschouwde en tevens de grondlegger van het genre van het essay.
Montaigne stelt vast dat ‘zelfs koningen en wijsgeren kakken, en dames ook’. Omdat hij geen openbaar leven leidt, mag hij daarover ‘best eens uit de school klappen’. Hij raadt aan deze bezigheid te verplaatsen naar een bepaald uur in de nacht, zodat je het in alle rust kunt doen, want Montaigne kent geen andere natuurlijke handeling waarbij hij het onaangenamer vindt om onderbroken te worden. Hij heeft bovendien veel ‘krijgslieden in moeilijkheden zien komen door hun ongeregelde stoelgang’. Hij waarschuwt echter wel dat wij niet, zoals hem overkwam, te zeer verslingerd moeten raken aan het comfort van ‘de hiervoor bestemde plaats’, want anders blijven we er nog uren zitten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media