Verbeelding

Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal.

Albert Einstein in een interview met George Sylvester Viereck, ‘What Life Means to Einstein’, Saturday Evening Post (26 oktober 1929)

In het interview legt Einstein deze bekende ‘quote’ nader uit. Hij stelt dat verbeeldingskracht belangrijker is dan kennis. Kennis is beperkt, terwijl verbeelding de wereld omarmt, de vooruitgang bevordert en ontwikkelingen in gang zet. Ook in zijn eigen werk laat Einstein zich leiden door ‘intuïties en inspiraties’. Hij heeft soms het gevoel dat hij gelijk heeft, ook al weet hij dat dan (nog) niet. Toen twee groepen wetenschappers zijn relativiteitstheorie gingen toetsen, was hij ervan overtuigd dat die zijn hypothese zouden bevestigen. Hij vindt zichzelf dan ook ‘kunstenaar’ genoeg om zich vrijelijk door zijn verbeelding te laten leiden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media (met dank aan Kees Feenstra)

Er bestaat een bezorgde gids, een kundige begeleider, die ons opmerkzaam maakt, die de wandelaar toeroept dat hij moet oppassen …

Søren Kierkegaard in Onverdeeld één ding te willen (1847, 2010)

Welke gids zou dat zijn, die volgens Kierkegaard ‘trouw en oprecht’ is? Zij is weliswaar niet zo goed ter been als de verbeelding, ‘die soepel de wens van dienst is’. Zij is ook niet zo sterk als het succesvolle voornemen, maar komt ‘langzaam achteraan, wat weerbarstig’. Die gids, dat is de spijt. Kierkegaard noemt haar ‘een wonderlijke macht’. Want als je het verkeerde gedaan hebt of het juiste hebt nagelaten, dan kun je misschien ‘koppig en gewiekst’ aan de spijt willen ontkomen. Maar wat zou er dan erger zijn? Dat dat je niet lukt? Of juist dat het je wel lukt …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is beter om een onbevredigd mens te zijn dan een bevredigd varken, beter om een onbevredigde Socrates te zijn dan een bevredigde dwaas.

John Stuart Mill in Utilisme (1863, 2020)

In zijn verdediging van het utilisme als basis voor morele oordelen trekt de Britse filosoof John Stuart Mill (1806-1873) van leer tegen de tegenstanders van die doctrine die al vanaf de eerste formuleringen daarvan, door onder meer Epicurus, de aanhangers van het nuttigheidsbeginsel beschimpen. Anti-utilisten vinden de veronderstelling dat het leven geen hoger doel heeft dan genot armoedig en verachtelijk, ‘als een doctrine die alleen zwijnen past’. Maar dan vergissen zij zich deerlijk in de term ‘genot’ of ‘genoegen’. En juist zij stellen de menselijke natuur in een vernederend licht, want mensen ‘hebben vermogens die verheven zijn boven de dierlijke begeertes, en wanneer zij zich daar eenmaal bewust van zijn, beschouwen ze iets niet als geluk als dat die vermogens geen voldoening geeft’. Daarbij denkt Mill aan de genoegens van het verstand, de gevoelens en de verbeelding én aan morele gevoelens. ‘En als de dwaas, of het varken, er anders over denkt, komt dat omdat zij alleen hun eigen kant van de kwestie kennen. De andere partij in de vergelijking kent beide kanten.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De weg van de overdaad leidt naar het paleis van de wijsheid.

William Blake

De Engelse schrijver, dichter, tekenaar, schilder en graveur William Blake (1757–1827) ontwikkelde een eigen mythologie, met een romantische en mystieke inslag, die door velen duister wordt gevonden. Voor hem zijn vrijheid en verbeelding belangrijker dan conventies en rede. In zijn belangrijkste prozawerk, met gravures van eigen hand, The Marriage of Heaven and Hell, geeft hij in de ‘Proverbs of Hell’ zijn levens- en kunstbeschouwing weer. Die heeft dionysische trekjes. Waar prudentie (wijsheid, beleid, inzicht, tact) voor veel filosofen tot de kardinale deugden behoort, omschrijft hij haar als ‘een rijke, lelijke oude vrijster die het hof gemaakt wordt door Onvermogen’. En waar traditioneel bezonnenheid tot wijsheid leidt, moet je volgens Blake juist de weg van de overdaad gaan om bij het paleis van de wijsheid te komen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor sommige mensen is alleen de aanblik van het medicijn al doeltreffend genoeg.

Michel de Montaigne in De essays (1595)

Dat de macht van de verbeelding groot is, blijkt onder meer uit het placebo-effect: het feit dat veel mensen beter worden van een nepmiddel. Een van de eersten die hierover schreef, was de Franse denker Michel de Montaigne (1533–1592). Hij zag dit als de reden waarom veel artsen patiënten vooraf ‘niets dan loze beloften doen dat zij zullen genezen’. De verbeelding moet ‘hun nepdrankjes kracht bijzetten’.
Voor de werking van die nepbehandeling is echter wel het gezag van een arts of apotheker nodig. Montaigne vertelt over een koopman uit Toulouse met nierstenen die zich vaak lavementen liet voorschrijven. Hij liet een apotheker alle voorbereidingen doen en gedroeg zich alsof hij ze kreeg, maar liet het daadwerkelijk toedienen achterwege. Dit had op hem dezelfde uitwerking als bij mensen die de klisteerspuit wel hadden gebruikt. Toen zijn vrouw – om kosten te besparen – probeerde de spuit louter met warm water te vullen, leverde dat echter niets op.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media