Vrijheid

We zijn in niemands macht, zolang de dood in onze macht ligt.

Seneca in Brieven 91,21

In zijn verhandeling over de woede zegt de Romeinse filosoof en staatsman Seneca (3 v.Chr.–65 n.Chr) dat je zelf een einde aan je ellende kunt maken als je bijvoorbeeld te maken krijgt met een ‘koning die met pijlen schiet op het hart van zijn vrienden’. Want overal waar je kijkt zie je de mogelijkheid van zelfdoding: je kunt je in een ravijn storten of laten verdrinken in de zee, een rivier of zelfs een put. Je kunt je verhangen aan ‘die korte, dorre, onvruchtbare boom’. ‘Vraag je wat de weg naar de vrijheid is? Elke ader in je lichaam.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Schuldig worden is een voorrecht van de mens – en geeft hem de verantwoordelijkheid om deze schuld de baas te worden.

Viktor E. Frankl in De wil zinvol te leven: Logotherapie als hulp in deze tijd (1969, 1980)

Volgens psychiater en grondlegger van de logotherapie Viktor Frankl (1905–1997) is het ‘objectiveren’ en ‘tot ding maken’ van de mens de ‘erfzonde van de psychotherapie’. Hij werd ooit gevraagd om te spreken voor de gevangenen in de beruchte San Quentin-gevangenis in Californië. Deze voelden zich volgens Frankl voor het eerst ‘echt begrepen’ omdat hij iets deed wat hij zelf helemaal niet zo uitzonderlijk vond: hij sprak ze aan als mensen en beschouwde ze niet als ‘machines die gerepareerd moesten worden’. Hij had ze begrepen zoals ze zichzelf ook altijd hadden begrepen: als vrije en verantwoordelijke individuen. Hij had ze niet de gebruikelijke ‘ontsnappingsmogelijkheid’ voor hun schuldgevoelens gegeven door hun daden biologisch, psychologisch of sociologisch te verklaren. ‘Ik had ze geen alibi verschaft. De schuld was niet van hen afgenomen. Ik had hen als gelijken behandeld.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alles waardoor ons leven enigszins waardevol wordt, hangt af van beperkingen van het gedrag van anderen.

John Stuart Mill in Over vrijheid (1859, 2005)

Dat alles wat ons leven waardevol maakt, afhangt van aan anderen opgelegde beperkingen, betekent dat de vraag waar de grens ligt tussen de bemoeienis van wetgever en publieke opinie en onze individuele onafhankelijkheid de belangrijkste is in elke samenleving. Geen twee tijdvakken of twee landen zijn ooit tot een eensluidende opvatting gekomen en verbazen zich zelfs vaak over die van het andere. Dat neemt niet weg dat de meeste mensen in een bepaald tijdvak en land zich er nauwelijks bewust van zijn dat hier een probleem ligt. Volgens John Stuart Mill (1806–1873) komt dat doordat zij lijden aan de illusie dat de regels die voor hen gelden ‘eigenlijk’ ook voor iedereen (zouden moeten) gelden. Mill vindt dit een voorbeeld van de ‘betoverende macht der gewoonte, die niet, zoals het spreekwoord zegt, een tweede natuur is, maar die voortdurend verward wordt met de natuur zelf’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sommige verlangens zijn natuurlijk en noodzakelijk; andere natuurlijk maar niet noodzakelijk; weer andere zijn natuurlijk noch noodzakelijk.

Epicurus

Volgens Alain de Botton in De troost van de filosofie behoren geldzorgen tot de levensproblemen waarbij filosofie je kan bijstaan. Daartoe baseert hij zich op het denken van Epicurus. Diens onderscheid tussen verschillende soorten verlangens kan ons helpen om te bepalen wat noodzakelijk is om gelukkig te worden en waar we ook wel zonder kunnen. Dan blijkt dat behalve van enkele basisvoorzieningen (voedsel, onderdak, kleding) geluk vooral afhangt van complexe psychologische ‘bezittingen’ als vrienden, vrijheid en nadenken. Dat nadenken is vooral belangrijk om na te gaan wat de bronnen van angst zijn – dood, ziekte, armoede en bijgeloof – zodat je weet hoe je daarmee om moet gaan. Als natuurlijke verlangens die echter niet noodzakelijk zijn beschouwt Epicurus zaken als een mooi huis, een privébadhuis, banketten, bedienden en vis en vlees (!). Verlangens waar je heel goed van af kunt zien zijn die naar roem en macht, want die zijn noch natuurlijk noch noodzakelijk. Welke van uw verlangens zet u in welke kolom van deze tabel?

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

We zijn allemaal hetzelfde, dat wil zeggen: mens, maar op zodanige wijze dat niemand ooit dezelfde is als iemand anders die ooit geleefd heeft, nu leeft of ooit zal leven.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

Omdat we allemaal hetzelfde zijn in het feit dat we uniek zijn, zo vindt de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975), is pluraliteit een van de twee voorwaarden voor het menselijk handelen. Dat betekent dat we moeten proberen alleen intersubjectieve en representatieve oordelen te vormen, dat wil zeggen: opvattingen waarvan het de bedoeling is dat ze gedeeld kunnen worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt.

De andere voorwaarde is vrijheid. De vrijheid betekent dat we als het ware telkens opnieuw worden geboren: ‘Met woord en daad treden wij de wereld binnen en dit binnentreden is als een tweede geboorte, waarmee we het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden.’

En elke keer wanneer we echt handelen, dat wil zeggen: ervoor kiezen om iets nieuws of anders te doen en dat ook daadwerkelijk te doen, worden we opnieuw geboren. Arendt heeft dan ook ooit overwogen om haar boek Amor mundi (liefde voor de wereld) te noemen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een zelf is datgene waarnaar in de wereld het minste vraag is. En het is juist het allergevaarlijkste dat je laat merken dat je het hebt.

Søren Kierkegaard in De ziekte tot de dood (Anti-Climacus) (1849, 2018)

De ziekte die ‘tot de dood’ lijdt is volgens de Deense filosoof Søren Aabye Kierkegaard (1813–1855) de vertwijfeling. Die laatste kent vele gedaantes, maar allemaal hebben ze betrekking op onze verhouding tot ons zelf (dat zelf een verhouding is die zich tot zichzelf verhoudt, maar dat voert hier te ver …). Volgens Kierkegaard is de mens een synthese van eindigheid en oneindigheid, vrijheid en noodzaak, het tijdelijke en het eeuwige. Als een daarvan de overhand krijgt, raakt de mens vertwijfeld, omdat hij dan niet zichzelf kan zijn. Zo kan een concreet mens alleen in zijn fantasie ‘oneindig’ worden, zonder zich nog iets aan zijn eindigheid gelegen te laten liggen. Zo iemand verkeert in een soort permanente, al dan niet vrome, zelfloze roes, ook al leeft hij soms gewoon verder en trouwt hij en heeft hij een positie van aanzien. Het citaat op de voorkant gaat verder: ‘Het grootste gevaar, namelijk zichzelf te verliezen, kan in de wereld zo stil verlopen als was het niets. (…) Elk ander verlies, een arm, een been, vijf rijksdaalders, een echtgenote, etc., wordt wel opgemerkt.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood; zijn wijsheid bestaat niet in overdenking van de dood, maar van het leven.

Spinoza in Ethica (IV, stelling 67)

Volgens Spinoza draait het voor de enkeling en de staat maar om één ding: je bevrijden van de slavernij der emoties om tot inzicht in de vrijheid te komen. Als wij erin slagen om de slechte passies, zoals haat, zelfoverschatting én zelfonderschatting, lust, schuldgevoelens en zelfverwijt, van ons af te schudden, worden we zowel lichamelijk als geestelijk gezonder. Volgens Theun de Vries (Spinoza – Biografie, 1991) vallen deugd, levenswil en sociaal bewustzijn bij Spinoza samen in het begrip ‘vrijheid’. Niet als ‘vrije wil’ om te doen waar je zin in hebt, maar in ‘zelfherkenning’ in de noodzakelijkheid: ‘Datgene zal vrij heten, wat alleen uit noodzakelijkheid van zijn eigen natuur bestaat …’ Hoop en vrees spelen dan geen rol meer, ook niet de vrees voor de dood. En als je vervolgens probeert wijzer te worden door het leven te overdenken, kom je wat Spinoza betreft uit op het adagium: bene agere et laeteri (goed te doen en blij te zijn).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sommigen weigeren de lening van het leven te aanvaarden om de schuld van de dood te vermijden.

Otto Rank in Will therapy (1930)

De existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom schrijft in zijn boek over doodsangst (Tegen de zon inkijken), waar hij zelf ook aan lijdt, dat sommige mensen geneigd zijn zich zo ongevoelig mogelijk te maken en niet van het leven te genieten uit angst dat ze dan te veel te verliezen hebben. Hij verwijst in dat verband naar het citaat van Otto Rank, de eerste betaalde kracht van de psychoanalytische beweging van Sigmund Freud.

Hij brengt daar een belangrijke dynamiek naar voren, namelijk die tussen ‘doodsangst’ en ‘levensangst’. Elk mens streeft ernaar zichzelf te ontwikkelen, uit te groeien tot een individu dat zijn of haar potentieel kan verwezenlijken. Maar dit brengt ook nieuwe ‘levenszorgen’ met zich mee. Want wie vrij is, is ook verantwoordelijk voor wat hij of zij doet. En wie vrij is en zelf zin aan het leven moet geven, is daarin ten diepste eenzaam. Om met deze levensangst om te gaan, zoeken mensen troost in versmelting met een ander. Maar de dreiging die ander te verliezen, kan weer doodsangst oproepen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De weg van de overdaad leidt naar het paleis van de wijsheid.

William Blake

De Engelse schrijver, dichter, tekenaar, schilder en graveur William Blake (1757–1827) ontwikkelde een eigen mythologie, met een romantische en mystieke inslag, die door velen duister wordt gevonden. Voor hem zijn vrijheid en verbeelding belangrijker dan conventies en rede. In zijn belangrijkste prozawerk, met gravures van eigen hand, The Marriage of Heaven and Hell, geeft hij in de ‘Proverbs of Hell’ zijn levens- en kunstbeschouwing weer. Die heeft dionysische trekjes. Waar prudentie (wijsheid, beleid, inzicht, tact) voor veel filosofen tot de kardinale deugden behoort, omschrijft hij haar als ‘een rijke, lelijke oude vrijster die het hof gemaakt wordt door Onvermogen’. En waar traditioneel bezonnenheid tot wijsheid leidt, moet je volgens Blake juist de weg van de overdaad gaan om bij het paleis van de wijsheid te komen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De droom is de drager van de diepste menselijke betekenissen … doordat hij de oorspronkelijke vrijheid van de mens aan het licht brengt.

Michel Foucault in de inleiding bij Ludwig Binswanger, Traum und Existenz (1954)

Ludwig Binswanger was de bekendste vertegenwoordiger van een wijdvertakte Zwitserse psychiaterfamilie. In zijn werk verbond hij de toen dominante psychoanalyse met de existentiefilosofie. Daarbij was hij sterk beïnvloed door Martin Heidegger die de menselijke levensvorm duidde als Dasein of ‘erzijn’. Binswanger noemde zijn vorm van psychotherapie daarom Daseinsanalyse. In het voorwoord van Binswangers boek over de droom, neemt de dan nog onbekende filosoof Michel Foucault ook duidelijk afstand van de psychoanalyse. Volgens deze benadering kwamen in dromen op verhulde wijze onze diepste (erotische) wensen naar buiten, die veel van ons gedrag bepalen. Maar volgens Foucault brengt de droom niet onze gebondenheid aan de driften ‘en de verborgen mechanismen en onmenselijke raderwerken’ aan het licht, maar juist onze oorspronkelijke vrijheid. In de droom is immers onze geest niet gebonden aan de beperkingen van de werkelijkheid: we kunnen er iedereen ontmoeten, levenden en doden, en doen wat kan én niet kan. Wat je uiteindelijk droomt, zegt natuurlijk wel van alles over wat jij van je bestaan maakt …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Therapieën reflecteren, en worden gevormd door, de pathologie die zij moeten behandelen.

Irvin D. Yalom in Existential Psychotherapy (1980)

Als je de geschiedenis van de psychotherapie bekijkt, zie je dat de manier waarop therapeuten hun patiënten helpen radicaal is veranderd. De laatste jaren spreken veel therapeuten zelfs liever over ‘cliënten’, om te laten zien dat ze het ‘medische model’ hebben verlaten. Een andere grote verandering deed zich al voor in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De nadruk kwam steeds meer te liggen op eigen verantwoordelijkheid, en dat is geen toeval, volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931). De moderne psychotherapie ontstond in het Wenen van het eind van de 19de eeuw, in de victoriaanse cultuur van seksuele verdringing, een strikte maatschappelijke orde, aparte werelden voor vrouwen en mannen en een nadruk op zedelijke wilskracht. Freud zag dat die onderdrukking van natuurlijke neigingen schadelijk voor de ziel was. Maar in onze hedendaagse samenleving is dát niet meer het probleem. De mens van nu moet leren omgaan met de enorme vrijheid, keuzestress en zingeving als alle mogelijkheden voor je open liggen. Dat leidt tot hele andere gesprekken in de spreekkamer.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De ware morele problematiek van onze tijd is de onverschilligheid van de mens jegens zichzelf.

Erich Fromm in De zelfstandige mens (1947, 1955)

In de inleiding tot zijn anthologie Over levenskunst (2002) citeert Joep Dohmen de neofreudiaanse sociaal filosoof Erich Fromm, die de balans opmaakt van de malaise van de moderniteit. De onverschilligheid waar hij het over heeft, blijkt volgens hem uit het feit dat wij ‘de zin voor de betekenis en het unieke van de individuele mens zijn kwijtgeraakt en onszelf als handelswaar zijn gaan beschouwen’. De reden hiervoor, zegt Fromm, is ‘dat de moderne mens het besef voor het leven als een kunst is kwijtgeraakt’. Ons bestaan wordt tegenwoordig gekenmerkt door ‘individuele zelfbeschikking’ en ‘waardepluralisme’. En we blijken eigenlijk nauwelijks opgewassen tegen deze vrijheid om ons leven zelf te bepalen. Dohmen ziet daarom de hernieuwde belangstelling voor de levenskunst als een reactie op de moderne vrijheid.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Laf wordt men pas door de daad die men gedaan heeft.

Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1965, Ned. vert. 1967)

‘De existentie gaat vooraf aan de essentie’, zegt de filosoof Sartre. En voor een breed publiek legt hij uit wat voor consequenties dat heeft voor ons dagelijks leven. Want uiteindelijk zijn wij mensen niet meer dan ons leven, maar ook niet minder. Het betekent onder meer dat een existentialist zegt dat een lafaard verantwoordelijk is voor zijn lafheid. Zeggen dat je nu eenmaal laf bent door je erfelijk bepaalde temperament, je opvoeding of de maatschappelijke omstandigheden is een vorm van ‘kwade trouw’, ‘inauthenticiteit’. Natuurlijk bestaan er mensen met een sterk karakter of een slap karakter, maar die slapte maakt je nog niet laf. ‘Wat de lafheid uitmaakt is de daad waardoor men toegeeft of weerstaat.’ Omgekeerd betekent het ook dat we absoluut vrij zijn om te kiezen om moedig te zijn, of eigenlijk: te worden.

22Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

In het leven krijg je eerst je toets en dan je les.

Estelle Cruijff in gesprek met Veronica Magazine (2018)

Er zijn mensen die zeggen dat Johan Cruijff (1947-2016) de grootste Nederlandse filosoof van de twintigste eeuw was. In 2004 gaf Pieter Winsemius een overzicht van Cruijffs ideeën over leiderschap onder de titel Je gaat het pas zien als je het doorhebt. Misschien dat er in de familie Cruijff een filosofie-gen wordt overgedragen, want de dochter van de broer van de grote voetballer, Estelle (1978), beschikt ook over de nodige levenswijsheid. Estelle geniet de status van ‘socialite’, die onder meer bekend werd door haar relaties met voetballer Ruud Gullit en kickbokser Badr Hari.

In een interview met Veronica Magazine geeft Estelle Cruijff aan wijzer te zijn geworden door ‘alle ellende’ die ze heeft meegemaakt. Volgens haar is niets vanzelfsprekend. ‘Als je jong bent, weet je nog niet zo veel. Ik zeg altijd: op school krijg je eerst les en dan je toets. In het leven krijg je eerst je toets en dan je les. Als je iets nog nooit hebt meegemaakt, weet je niet hoe het voelt.’

In een eerder vraaggesprek met LINDA reflecteerde Cruijff op haar leven na de scheiding van Gullit, toen ze voortdurend achtervolgd werd door de pers en verscheurd werd door de volgende paradox: ‘Ik kon natuurlijk gewoon overal naar toe, maar ik was toch nergens vrij.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De patiënt van vandaag heeft meer om te gaan met vrijheid dan met onderdrukte driften.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy (1980)

Volgens existentieel psychotherapeut Yalom voldoet de oude psychoanalyse niet meer, want die behandelde de problemen van mensen in de preutse, verstikkende maatschappij van de negentiende eeuw. Wij hebben vooral problemen met de ongekende vrijheid door een open samenleving en de welvaart. Veel van zijn patiënten komen in moeilijkheden door ‘verantwoordelijkheidsvermijding’. Zij ontkennen bijvoorbeeld hun aandeel in het probleem door te klagen over de verschrikkelijke opvoeding door hun moeder. Dan helpt hij hen om zich te richten op dat wat zij zelf kunnen doen om te proberen een situatie te veranderen en hoe zij zich er beter tegen kunnen weren. Dat neemt overigens niet weg dat Yalom ook confronterende technieken gebruikt, bijvoorbeeld als iemand de schuld voor zijn problemen bij anderen blijft leggen: ‘dus eigenlijk zeg je: ik verander pas, mama, als je me anders gaat behandelen toen ik tien jaar was.’ Hopelijk ziet zo iemand dan in dat je daarmee niet verder komt.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Om de omgang aangenaam te maken moet iedereen zijn vrijheid behouden.

François de La Rochefoucauld in Réflexions ou sentences et maximes morales (1665)

De aristocratische Rochefoucauld maakte zich weinig illusies over de deugdzaamheid van de gemiddelde mens. Wat hem betreft zat daar eigenlijk altijd menselijke ijdelheid en eigenliefde achter. Het was voor hem echter geen reden om het gezelschap van anderen te mijden. Net als iedereen verlangt hij ernaar, alleen wil hij wel ‘alle middelen aanwenden om het aangenaam en duurzaam te maken’. Daartoe moeten we elkaar niet te veel verplichtingen opleggen: je zoekt samen verstrooiing of je gaat je gezellig zitten vervelen. Maar als iemand daarbij wegloopt, moet je hem dat ook niet kwalijk nemen. Hij waarschuwt dat het goed is om te bedenken dat je vaak te veel bent, zonder dat je daar het ‘flauwste vermoeden’ van hebt. Het is dus zaak goed op kleine signalen te letten of je iemand niet eigenlijk aan het lastigvallen bent.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

De mens is het wezen wiens project het is om god te zijn.

Jean-Paul Sartre in Het zijn en het niet (1943)

In de laatste hoofdstukken van een van zijn filosofische hoofdwerken bespreekt de Franse filosoof en (toneel-)schrijver Jean-Paul Sartre (1905-1980) de consequenties van het door hem vastgestelde feit dat de mens veroordeeld is tot de vrijheid. Sartre karakteriseert de zijnswijze van de (bewuste) mens als het ‘voor-zich’ (pour-soi), een term die hij ontleent aan Hegel. Dit voor-zich is het ‘zijnde dat voor zichzelf zijn eigen tekort aan zijn is’. Het ontbreekt het voor-zich namelijk aan de stabiliteit en het gewicht van het ‘in-zich’. In de praktijk betekent dat dat ik niet ‘iets’ ben wat alleen maar te zijn heeft (een steen, een briefopener), maar voortdurend moet bepalen wat ik wil gaan worden.
Voor de atheïst Sartre is een van de consequenties hiervan dat de mens zich een beeld maakt van wat hij zelf in uiterste zin is: de schepper van een (eigen) wereld, met alle verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. In de grond is de mens daarom het verlangen om god te zijn. Misschien ook omdat die altijd meteen ‘zag dat het goed was’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn.

De Brief aan de Galaten 5:13 (Nieuwe Bijbelvertaling)

Het onderwerp waar het meest naar gezocht wordt op de website debijbel.nl is de laatste jaren steevast ‘liefde’. In 2016 was de meest gelezen Bijbeltekst er een uit de brief van Paulus aan de Galaten. Hij schreef die waarschijnlijk in de jaren 53-55 aan een groep gemeenten in Galatië, een Romeinse provincie in het midden van Klein-Azië, de streek waar nu de Turkse hoofdstad Ankara ligt. De formulering van Paulus is een iets minder dwingende variant van Sartre’s adagium dat wij ‘veroordeeld zijn tot de vrijheid’. Het lijkt wel of de atheïst Sartre een strengere God diende dan Paulus. Overigens gaat de brief van de laatste verder met de waarschuwing: ‘Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde.’ Dat laatste verwijst immers naar het gebod waarin ‘de hele wet is vervuld’: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Paulus vindt het vervolgens wel belangrijk dat wij ons niet laten leiden door onze eigen wil, want die brengt ons alleen maar tot ontucht, afgoderij, tweespalt, jaloezie, gekonkel, ruzie, rivaliteit enzovoort. Als wij ons daarentegen laten leiden door de Geest, dan brengt die ons liefde, vreugde en vrede en nog een aantal zaken waar geen wet iets tegen heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wij kunnen niet ontsnappen aan de klauwen van het lot, maar we kunnen ook niet in het lot ontsnappen aan de last van de verantwoordelijkheid.

Slavoj Žižek in Event – Filosofie van de gebeurtenis (2014)

Hoewel ‘de Elvis van de cultuurfilosofie’ Slavoj Žižek (1949) zeker oog heeft voor wat ons allemaal maatschappelijk en biologisch bepaalt, blijft hij ‘gewoon modernistisch’ als het gaat om de praktisch-ethische betekenis van de vrijheid. Hij verwijt de neurowetenschappers dat ze geen oog hebben voor de context waarin hun uitspraken dat de vrije wil niet bestaat worden gedaan. Dat is die van een gesprek tussen vrije, autonome geesten. Hij verbaast zich over het feit dat het boeddhisme, met haar idee dat het ego een te overwinnen illusie is, eigenlijk naadloos aansluit bij dit soort denken.
Als voorbeeld van iemand die er alles aan doet om de verantwoordelijkheid te ontlopen, noemt hij dichter Ted Hughes. ‘Eén vrouw verliezen door zelfmoord, dat is ongelukkig te noemen, maar twee vrouwen verliezen, dat lijkt op onachtzaamheid’, parafraseert hij Oscar Wilde. Hughes’ Birthday Letters zijn één lange variatie op een benepen ‘ik heb het niet gedaan’. Het is de schuld van ‘de Vrouwelijke Godin, het Lot, astrologie’. Maar volgens Žižek raakt op het niveau van ons praktisch-ethische leven ‘elke poging om simpelweg de verantwoordelijkheid te ontlopen en onszelf te beschouwen als een onvrij mechanisme, verstrikt in een double bind van de vrijheid’. Die ontkennen is haar bevestigen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

In het hart van de machtsverhouding bevindt zich als een voortdurende uitdaging het verzet van de wil en de compromisloze vrijheid.

Foucault, Michel in ‘Hoe wordt macht uitgeoefend’ in Comenius (1987)

Vrijwel gelijktijdig met het overlijden van de Franse filosoof Michel Foucault (1926–1984) verschenen het tweede en derde deel van zijn in 1976 gestarte drieluik over De geschiedenis van de seksualiteit. Voor veel Foucault-adepten waren deze werken nogal een schok. Niet alleen was de stijl veel toegankelijker dan zijn eerdere studies naar de machtsmechanismen van de menswetenschappen, maar ook hield hij plotseling een pleidooi voor ‘de zorg voor zichzelf’ (de titel van het derde deel). Daarmee was hij medeverantwoordelijk voor een terugkeer van het thema van de levenskunst in de filosofie en het maatschappelijk debat.
Hadden velen uit het eerdere werk van Foucault menen te moeten opmaken dat ‘het subject’, de mens, een willoos slachtoffer van maatschappelijke machtsmachinaties was, nu blijkt er plotseling een compromisloze, ‘onbuigzame’ vrijheid te bestaan. Maar, zegt Foucault, misschien kunnen we nog beter spreken van een ‘agonisme’, een neologisme dat hij omschrijft als ‘een relatie die tegelijkertijd door wederzijdse aansporing en door strijd wordt gekenmerkt’. Hoe meer verzet, hoe meer macht – hoe meer macht, hoe meer verzet.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ritme is discipline en vrijheid in één.

Marli Huijer in Ritme (2011)

De voormalige Denkster des Vaderlands Marli Huijer (1955) werd op een ochtend wakker met deze zin die voor haar de pointe van haar boek samenvatte. Het werd daarom de openingszin van dit boek, waarin het thema ritme vanuit allerlei invalshoeken wordt belicht. Met ritme bedoelt zij een gezamenlijk leefritme, van dag en nacht, van seizoenen, van werk en plezier, waarvan de teloorgang volgens haar een groot politiek probleem is en de samenleving kan ontwrichten.
Nu zijn veel mensen geneigd om bij ritme vooral te denken aan discipline: je houden aan een tijdsordening, of je daar nu op dat moment zin in hebt of niet. Maar ritmes beschermen ons ook tegen het ‘eindeloze vullen van de tijd’, zoals ze dat zegt in haar latere boek Discipline (2013). Ritmes geven ons de vrijheid om af en toe ‘nee’ te zeggen, ‘om op vaste momenten rust te nemen, niets te doen of te zwijgen’. Deze vrijheid wordt juist mogelijk gemaakt door de discipline die nodig is om je aan die ordening te houden. Juist nu er geen door kerk of staat opgelegde ordening meer bestaat, zijn we anders niet in staat ons teweer te stellen tegen de eis om op elk moment van de dag productief te zijn en ‘even’ je best te doen om een onmogelijke deadline toch te halen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie de mensen leert te sterven, leert ze te leven.

Michel de Montaigne in de Essays (1595)

Het citaat van de Franse filosoof Montaigne (1533–1592) is het motto van het boek dat hoogleraar filosofie, onder andere in Tilburg, Simon Critchley (1960) samenstelde onder de titel Over mijn lijk – Wat filosofen en hun dood ons leren (2008, 2011). Juist omdat we kunnen leren te leven wanneer we weten hoe te sterven, schrijft Montaigne even daarvoor: ‘Als ik een boekenschrijver zou zijn, zou ik een lijst aanleggen, voorzien van commentaar, van de verschillende manieren waarop mensen gestorven zijn.’ Critchley heeft die handschoen opgepakt en bespreekt in kort bestek zo’n 190 dode filosofen.
Dat hij juist voor filosofen kiest, is niet zo gek als je bedenkt dat velen van hen de wijsbegeerte in verband hebben gebracht met het (leren te) sterven. Zo zegt Socrates in de dialoog Phaedo van Plato dat ‘de ware filosoof sterven als beroep heeft’.
Als we Montaigne mogen geloven, heeft iemand die geleerd heeft om te sterven, afgeleerd om slaaf te zijn. Dat betekent dat je instellen op de dood ‘niets minder is dan je instellen op de vrijheid’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Onoverwinnelijk kunt ge zijn, indien ge u in geen enkele wedstrijd begeeft waarvan de overwinning niet in uw macht ligt.

Epictetus in Encheiridion (vertaling www.arsfloreat.nl, 2003)

Epictetus (50–130 n.Chr.) waarschuwt dat je je niet door je verbeelding moet laten meeslepen als je iemand ziet die zeer machtig is of een goede naam heeft. Als je eenmaal weet hebt van het wezen van het goede, hoef je niet meer jaloers te zijn of ‘veldheer, heerser of hoogste ambtenaar’ te willen worden. Dan zal je enige wens namelijk zijn om vrij te zijn. En ‘één weg slechts leidt tot vrijheid: gering te achten wat niet in onze macht ligt.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘L’amour est l’enfant de la liberté’ [de liefde is het kind van de vrijheid]

Oud Frans liedje, geciteerd door Erich Fromm in The art of loving (1957)

Als het om een beschouwing van de liefde gaat, komen velen niet verder dan dat het ‘een heel speciaal gevoel van binnen is’ (dat gemakkelijk weer kan verdwijnen) of een ‘sublimatie’ van de geslachtsdrift. De Duits-Amerikaanse psycholoog en filosoof Erich Fromm (1900–1980) beschrijft liefhebben echter met diepe ernst als ‘een kunst, een kunde’. Behalve dat liefde een vorm van geven is, blijkt het actieve karakter van liefhebben ook uit de andere basiselementen die alle vormen van liefde delen: zorgzaamheid, kennis, verantwoordelijkheid en respect.
Dit laatste element is, overeenkomstig de wortels van het woord (respicere = kijken naar), het vermogen om iemand te zien zoals hij of zij is, je bewustzijn van zijn of haar unieke individualiteit. Je wilt dat de geliefde persoon groeit en zich ontplooit op zijn of haar eigen wijze en niet om jou te dienen. Respect bestaat dus alleen op basis van vrijheid. Naar welk liedje Fromm in dit verband verwijst, is niet meer te achterhalen. Op internet is alleen een Nieuw-Zeelandse band te vinden die in 1971 onder die titel een popsong uitbracht.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De rijpe volwassenheid brengt een volledig, een fundamenteel, een eeuwig en onoverkomelijk isolement met zich mee.

Helmuth Kaiser in Effective Psychotherapy (1965)

De in Duitsland geboren Hellmuth Kaiser (1893–1961) studeerde wiskunde en filosofie in München, maar werd later als niet-arts opgeleid tot psychoanalyticus. Tijdens zijn leven verschenen slechts enkele artikelen van zijn hand en na zijn dood stelde zijn voormalige patiënt en latere leerling Louis Fierman hieruit, en uit zijn nalatenschap, Effective Psychotherapy samen.
Centraal in Kaisers psychotherapeutische aanpak staat het concept verantwoordelijkheid. Alles is erop gericht de patiënt de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven (weer) op zich te laten nemen. Daarbij hoort het, in het citaat uitgedrukte, besef dat eenzaamheid een fundamenteel gegeven is. Kaiser spreekt van de ‘aangeboren achilleshiel’ van de mens: we verlangen naar vrijheid en autonomie, maar deinzen terug voor de onvermijdelijke consequentie: isolement.
Om te voorkomen dat de patiënt de verantwoordelijkheid (voor zijn lijden en zijn genezing) bij de therapeut legde, voerde Kaiser enkele radicale maatregelen door. De therapie moest volledig ongestructureerd zijn en de therapeut volledig niet-directief. Dat betekende dat de patiënt volledig verantwoordelijk werd voor zowel de inhoud als de procedure van de therapie. Kaiser geloofde dat alles wat het verantwoordelijkheidsgevoel van de patiënt voor zijn eigen woorden vergrootte, bijdroeg aan diens genezing.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Verantwoordelijkheid is het besef dat je de onbetwiste schepper bent van een gebeurtenis of een ding.

Jean-Paul Sartre in L’être et le néant (1943)

Tegen het einde van een van zijn filosofische hoofdwerken (in het Nederlands vertaald als Het zijn en het niet) bespreekt de Franse filosoof en (toneel-)schrijver Jean-Paul Sartre (1905–1980) de consequenties van de door hem als fundamenteel beschouwde menselijke vrijheid. Als hij over de verantwoordelijkheid komt te spreken, merkt hij op dat dat onderwerp voornamelijk van belang is voor ethici. Hij is van plan geweest de ethische consequenties van zijn ‘fenomenologische ontologie’ uit te werken, maar dat is tijdens zijn leven niet gebeurd. Na zijn dood verschenen zijn aantekeningen daarvoor onder de titel Cahiers pour une morale en Vérité et existence (het laatste werd in het Nederlands vertaald als Waarheid en existentie).
Volgens Sartre is de mens veroordeeld tot de vrijheid en draagt hij daarmee het gewicht van de hele wereld op zijn schouders. Hij is verantwoordelijk voor de wereld en voor zichzelf als levend wezen. Sartres, aan Hegel ontleende, technische term voor mens of bewustzijn is het ‘voor-zich-zijn’. Hij acht dit verantwoordelijk voor het feit dat er überhaupt een wereld is, en dus is diens verantwoordelijkheid overweldigend. En hij kan niet anders dan deze dragen, ook als dat eigenlijk onmogelijk is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Discipline is iets om te koesteren.

Marli Huijer in Discipline. Overleven in overvloed (2013)

In haar boek bespreekt de Denkster des Vaderlands Marli Huijer (1955) de ideeën van een groot aantal filosofen en andere denkers over de moeizame verhouding tussen vrijheid en discipline. Zij komt tot de slotsom dat wij graag de vrijheid ‘koesteren’, maar in onze wereld van ‘ongekende mogelijkheden’ als het gaat om eten en drinken, kleding, informatie en media zijn we om te overleven aangewezen op discipline. Dat begrip heeft in de geschiedenis een slechte naam gekregen door associaties met beknotting van de vrijheid, gehoorzaamheid aan anderen of fatsoensrakkerij. Maar in deze tijd is discipline niet alleen nodig om je te beschermen tegen de overvloed, het kan je ook helpen om dingen die het leven de moeite waard maken dichterbij te brengen. Wie verder wil komen in kunst, literatuur, sport of onderwijs kan niet zonder (zelf)discipline. En ten slotte is het van belang voor ‘de opbouw en instandhouding van het netwerk van relaties waarvan we afhankelijk zijn’. Huijer ziet onder meer veel (nieuwe) mogelijkheden in het ‘uitbesteden’ van discipline. Tegenwoordig zijn er allerlei apps die je eraan helpen herinneren dat je geregeld moet bewegen (stappenteller) of op tijd naar bed moet. Je kunt ook denken aan het (eventueel virtueel) samen met anderen sporten of lijnen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We hebben tijd, te veel tijd, om verontrustende vragen te stellen.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy (1980)

Volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931) moet een burger van de hedendaagse geürbaniseerde, geïndustrialiseerde, seculiere wereld het leven tegemoet treden zonder een op religie gebaseerd kosmisch betekenissysteem en losgerukt van de natuur en de gang van het eenvoudige leven. Dat levert hem/haar veel problemen op, van angst tot somberheid, ook omdat voor veel mensen hun belangrijkste dagbesteding (werk) geen intrinsieke waarde heeft.
Het dilemma is dat twee ware beweringen onveranderlijk tegenover elkaar lijken te staan:
1. De mens lijkt zin of betekenis nodig te hebben.
2. De existentiële vrijheid betekent dat het enig wat absoluut vaststaat, is dat er geen ‘betekenis’ gegeven is, geen veelomvattend, visionair plan voor het universum.
Voor een atheïst als Yalom is het probleem dus: hoe vindt een wezen dat zin nodig heeft, zin in een universum zonder zin?
De meeste westerse theologische en atheïstische systemen lijken het volgens Yalom over één ding eens: het is goed en juist om je onder te dompelen in de stroom van het leven. Als mogelijke seculiere activiteiten die mensen het gevoel van een levensdoel geven, noemt hij altruïsme, toewijding aan een goed doel en creativiteit.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

In de verabsolutering van de individuele vrijheid van de persoon met zijn eindeloze behoeften en verlangens kweekt onze samenleving cultuurloos gepeupel dat zich asociaal en gewelddadig manifesteert.

Ad Verbrugge in Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift (2004)

Volgens de Nederlandse filosoof en politiek activist Ad Verbrugge (1967) moeten we bij de (Hegeliaanse) term ‘gepeupel’ niet alleen denken aan het armlastige deel van de samenleving. Ook de rijkdom kent zijn gepeupel. Het ontstaan van gepeupel hangt veel meer samen met wat Verbrugge ‘cultuurverlies’ noemt. In steeds meer Nederlandse milieus is het hele idee van een ‘gemeenschap’ verdwenen. Deugden als rechtschapenheid, gemeenschapszin, eergevoel en verantwoordelijkheidsbesef hebben daar geen betekenis meer.
Het gaat er dus niet om dat die mensen niet meer naar het theater of een museum gaan, maar dat zij niet meer opgroeien in een beschaving die zorgt voor de ‘zedelijke ontwikkeling van haar burgers, zodat dezen zich lid weten van een gemeenschap en hun leven mede daarop afstemmen’. Tegenwoordig is het zelfs in kringen van de intelligentsia gebruikelijk om dan vooral te wijzen naar allochtonen (‘kutmarrokanen’), maar volgens Verbrugge is het eerder precies andersom: ‘een samenleving die door haar cultuurverlies zelf desintegreert, kan moeilijk de voorwaarden scheppen voor integratie van allochtone bevolkingsgroepen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De werkelijke vijand van het menselijk ras is niet de onverschrokken en onverantwoordelijke denker. De werkelijke vijand is degene die de menselijke geest zo probeert te kneden dat hij zijn vleugels niet meer durft uit te slaan.

Abraham Flexner in ‘The usefulness of useless knowledge’ (Harper’s, nr. 179, juni/november 1939)

Het is een gevaarlijke tijd waarin de onderwijshervormer Abraham Flexner (1866–1959) een lans breekt voor ongebreidelde nieuwsgierigheid in plaats van een afgedwongen pragmatisme. Hij constateert dat in Duitsland en Italië, waar de geest toch ooit alle kanten uitvloog, nu de academische vrijheid wordt ingeperkt. Zelf is hij invloedrijk geweest met een verandering van het schoolsysteem naar kleinere klassen en een persoonlijke begeleiding, maar ook naar meer aansluiting op de praktijk. Nu begint hij zich af te vragen of de Amerikaanse samenleving niet is doorgeschoten. Is ‘maatschappelijk nut’ niet een te nauw kader voor de menselijke geest die wil zwerven en eigenzinnig kanten op wil waarvan het nut nog niet vaststaat? Hij breekt een lans voor ‘het nut van nutteloze kennis’.
De gedachte dat een grote geest vooral behoefte heeft aan vrijheid was voor hem al eerder aanleiding geweest om, samen met zakenman en filantroop Louis Bamberger het Institute for Advanced Study in Princeton te stichten. Als directeur van dit unieke instituut, dat nog altijd floreert, nu onder Nederlander Robbert Dijkgraaf, haalde hij vele vluchtelingen uit de fascistische delen van Europa naar Amerika, waaronder Albert Einstein. Zou Flexner hebben beseft dat er in de 21ste eeuw een hele nieuwe vijand van de academische vrijheid zou opstaan: het marktdenken?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media