Verandering

Je kunt ook van de goede weg af raken, doordat je te lang het rechte pad volgt.

Theodor Mommsen in Römische Forschungen (1879)

Maatschappelijke veranderingen doen zich niet vanzelf voor. Augustinus schreef al: ‘Quod aetates, tot mortes’, oftewel: zo veel tijden, zo veel doden moeten vallen. De Duitse geschiedkundige en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1902, Theodor Mommsen (1817–1903), stelde vast dat de Romeinen geneigd waren oude instellingen in stand te houden, ook als die allang van taak en betekenis veranderd waren. Daarmee volgden ze weliswaar het rechte pad, maar raakten ze ook van de goede weg af.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je kúnt je persoonlijkheid veranderen.

Nathan Hudson in ‘You Can Change Your Personality’, TEDxKids@SMU (2018)

Veel mensen geloven dat hun persoonlijkheid of karakter voor eens en voor altijd vastligt. Uit onderzoek van Nathan Hudson en collega’s blijkt echter ook dat meer dan negentig procent van de mensen graag iets aan zijn of haar persoonlijkheid zou veranderen! Gelukkig blijkt uit recent psychologisch onderzoek dat je je persoonlijkheid in de loop der jaren sterk kunt veranderen. Dat gebeurt sowieso al zonder dat je dat misschien merkt onder invloed van de ervaringen die je opdoet.

Maar Nathan Hudson ontdekte ook dat je zelf je karakter kunt aanpassen. De meeste mensen willen vooral graag emotioneel stabieler worden: minder angstig, minder somber, veerkrachtiger. Heel veel mensen zouden ook graag extraverter, aardiger of gedisciplineerder zijn. Het blijkt mogelijk om je zelf enigszins in die richting te veranderen. Daarbij blijkt het adagium ‘fake it until you make it’ op te gaan: doe alsof je de persoon bent die je wilt zijn.

Daartoe moet je het voor jou nieuwe gedrag welbewust, concreet en in kleine stapjes in de praktijk brengen. Als je extraverter wilt worden, nodig je bijvoorbeeld een vriend uit voor de lunch of geef je je mening in een groep.

Er is één gevaar: als je je alleen vóórneemt om te veranderen, maar het niet doet, ben je daarna nog minder tevreden over je persoonlijkheid. Dus je kunt vandaag al beginnen, maar je moet wel zorgen dat je het volhoudt.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Geëxalteerdheid is de ziekte van de begaafde jongere.

Peter Sloterdijk in Je moet je leven veranderen (2009, vert. 2011)

Hoewel de Duitse filosoof Peter Sloterdijk duidelijk is in zijn gebod dat je je leven moet veranderen, moet je je daarbij wel bewust zijn van de risico’s. Een daarvan bespreekt hij aan de hand van een essay van de existentialistische psychiater Ludwig Binswanger over Verstiegenheit. In het Nederlands zeggen we: geëxalteerdheid, het hebben van overdreven ideeën of voorstellingen. Deze aandoening, die dus met name begaafde jongelingen treft, kan zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste als een ‘manische wispelturigheid’ en ‘naïef’ nadenken over denkbeeldige vluchtmogelijkheden. Aan de andere kant kan de geëxalteerde zich overgeven aan een ‘schizoïde beklimmen van grote hoogten die in geen zinvolle verhouding staan tot de nauwheid van de ervaringshorizon’. Mooier dan Sloterdijk kun je dit niet zeggen, maar het gaat dus om mensen die zich, zonder dat ze al te veel hebben meegemaakt, bezighouden met ideeën over het universum of de eeuwigheid. De therapie bestaat volgens Sloterdijk uit een soort ‘reddingsoperatie in de bergen’. Terug in het dal leert de geredde dan iets meer over de ‘terreinomstandigheden’. Er moet immers ‘een relatie bestaan tussen de moeilijkheidsgraad van de berghelling en de opleidingsgraad van de hoogtebestormer’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De patiënt van vandaag heeft meer om te gaan met vrijheid dan met onderdrukte driften.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy (1980)

Volgens existentieel psychotherapeut Yalom voldoet de oude psychoanalyse niet meer, want die behandelde de problemen van mensen in de preutse, verstikkende maatschappij van de negentiende eeuw. Wij hebben vooral problemen met de ongekende vrijheid door een open samenleving en de welvaart. Veel van zijn patiënten komen in moeilijkheden door ‘verantwoordelijkheidsvermijding’. Zij ontkennen bijvoorbeeld hun aandeel in het probleem door te klagen over de verschrikkelijke opvoeding door hun moeder. Dan helpt hij hen om zich te richten op dat wat zij zelf kunnen doen om te proberen een situatie te veranderen en hoe zij zich er beter tegen kunnen weren. Dat neemt overigens niet weg dat Yalom ook confronterende technieken gebruikt, bijvoorbeeld als iemand de schuld voor zijn problemen bij anderen blijft leggen: ‘dus eigenlijk zeg je: ik verander pas, mama, als je me anders gaat behandelen toen ik tien jaar was.’ Hopelijk ziet zo iemand dan in dat je daarmee niet verder komt.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

God, geef mij de kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, de moed om te veranderen wat ik kan veranderen en de wijsheid om het verschil tussen beide te zien.

Reinhold Niebuhr? (1943?)

Het zogenoemde ‘sereniteitsgebed’ is vooral beroemd geworden omdat het door de Anonieme Alcoholisten is geadopteerd als een soort samenvatting van de diepste wens van hun leden. Lange tijd werd het citaat toegeschreven aan de Amerikaanse, protestantse theoloog Reinhold Niebuhr (1892-1971), al zijn er volgens sommigen varianten van het idee te vinden bij Franciscus van Assisi en Aristoteles. De dochter van Niebuhr, Elisabeth Sifton, schreef in 2003 een boek over het gebed, waarin ze het dateert in een preek van haar vader uit het jaar 1943.
De samensteller van The Yale book of quotations, Fred R. Shapiro, heeft echter citaten gevonden in krantenartikelen uit de jaren dertig van de twintigste eeuw, die sterk lijken op het gebed, zonder dat daarin wordt verwezen naar Niebuhr. Overigens was de laatste ook enigszins bescheiden als het ging om zijn auteurschap: ‘Het kan natuurlijk al jaren of eeuwen hebben rondgespookt, maar ik denk toch echt dat ik het heb geschreven.’ Het kan zijn dat Niebuhr zonder dat zich te herinneren al in eerdere preken iets dergelijks had gezegd, en dat hij ook al in de kranten in de jaren dertig wordt geciteerd. Shapiro vindt het dan wel gek, gezien de beroemdheid die hij toen was, dat zijn naam er niet bij werd genoemd.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media