Handelen

Doen en lijden zijn twee zijden van dezelfde medaille.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

Omdat iedereen die zich beweegt in de maatschappij, de ‘actor’, dat altijd doet te midden van en in relatie tot andere handelende wezens, is hij nooit alleen maar een ‘doener’, maar altijd tegelijkertijd ‘lijder’. Daarom zijn volgens Hannah Arendt (1906–1975) doen en lijden ‘twee zijden van dezelfde medaille’. Elk verhaal waarmee een daad begint, bevat ook altijd de daden en het leed die daar het gevolg van zijn. En hoewel de daad misschien ‘uit het niets’ komt, zijn de consequenties daarvan eindeloos, want er ontstaat altijd een kettingreactie van nieuwe daden en nieuw leed. Dat betekent volgens Arendt dat actie en reactie nooit in een gesloten cirkel en uitsluitend tussen twee mensen bewegen. ‘De kleinste daad … draagt het zaad in zich van dezelfde eindeloosheid, want één daad, en soms zelfs één woord, is genoeg om elke constellatie te veranderen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De wil is het kind van het verlangen, en komt alleen onder de heerschappij van zijn ouder uit om onder die van de gewoonte te komen.

John Stuart Mill in Bentham & Mill – Utilisme (2020)

In zijn essay over de leer dat het nut ons morele en politieke handelen moet bepalen verdedigt Mill het utilisme tegen de kritiek die daarop vaak wordt geuit. Een van de bezwaren is dat mensen niet alleen streven naar geluk (opgevat als genot en/of de afwezigheid van pijn), maar bijvoorbeeld ook naar deugdzaamheid. Mill is het daar op zich mee eens, maar het weerlegt niet de stelling dat geluk het uiteindelijke doel is. Deugdzaamheid kan wel onderdeel worden van het einddoel ‘en in degenen die haar belangeloos liefhebben is zij dat ook geworden en wordt zij begeerd en gekoesterd, niet als een middel tot geluk, maar als een onderdeel van hun geluk’. Bij degenen bij wie de deugdzame wil nog zwak is, kan die alleen versterkt worden door te zorgen dat diegene gaat verlangen naar deugdzaamheid. Als het genot en de (afwezigheid van) pijn die samenhangen met een deugdzaam leven onvoldoende kracht hebben, moet er een gewoonte van worden gemaakt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Omdat beweging voor ubuntu het beginsel van het zijn is, gaat het doen vóór de doener.

Mogobe Ramose in Ubuntu – Stroom van het bestaan als levensfilosofie (2017)

De Zuid-Afrikaanse filosoof Mogobe Ramose (1950) promoveerde in Leuven en was onder meer verbonden aan de universiteit van Tilburg. Het boek waar het citaat uit afkomstig is, wordt beschouwd als een moderne klassieker. Hoewel hij zelf ook wel inziet dat je eigenlijk niet kunt spreken over dé Afrikaanse filosofie ziet hij daarin in grote lijnen wel een duidelijk alternatief voor de westerse filosofie.

Voor de meeste westerse filosofen is een handeling iets wat voortkomt uit een beslissing van een individu, maar voor ubuntu is het bestaan een continue stroom. Dat betekent niet dat ‘het doen’ en ‘de doener’ radicaal gescheiden zijn of tegenover elkaar staan, maar dat beide aspecten zijn van één en dezelfde werkelijkheid. Hij noemt ubuntu daarom een ‘werkwoordelijk zelfstandig naamwoord’, het ‘wordende zijn’. Dit kan zich weliswaar ‘uitkristalliseren tot een bepaalde vorm van sociale organisatie, religie of recht’, maar dan als ‘voortgaande werking’ in plaats van een handeling die al af is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We zijn allemaal hetzelfde, dat wil zeggen: mens, maar op zodanige wijze dat niemand ooit dezelfde is als iemand anders die ooit geleefd heeft, nu leeft of ooit zal leven.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

Omdat we allemaal hetzelfde zijn in het feit dat we uniek zijn, zo vindt de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975), is pluraliteit een van de twee voorwaarden voor het menselijk handelen. Dat betekent dat we moeten proberen alleen intersubjectieve en representatieve oordelen te vormen, dat wil zeggen: opvattingen waarvan het de bedoeling is dat ze gedeeld kunnen worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt.

De andere voorwaarde is vrijheid. De vrijheid betekent dat we als het ware telkens opnieuw worden geboren: ‘Met woord en daad treden wij de wereld binnen en dit binnentreden is als een tweede geboorte, waarmee we het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden.’

En elke keer wanneer we echt handelen, dat wil zeggen: ervoor kiezen om iets nieuws of anders te doen en dat ook daadwerkelijk te doen, worden we opnieuw geboren. Arendt heeft dan ook ooit overwogen om haar boek Amor mundi (liefde voor de wereld) te noemen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het zijn niet de daden van een ander, maar onze meningen erover die ons ontstemmen.

Marcus Aurelius in Overpeinzingen (boek 11, 18)

Een van de bekendste uitspraken van Epictetus, een van de leermeesters van keizer-filosoof Marcus Aurelius luidt: ‘Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover.’ Iets vergelijkbaars kun je volgens Aurelius ook stellen over de schanddaden van een ander. We moeten ons niet druk maken over de dingen die anderen doen, want die komen immers alleen voor hun rekening. Daartoe hoeven we alleen onze mening los te laten en bereid te zijn ons afwijzende oordeel te laten varen. Dan is alle opwinding voorbij. Hoe je dat moet doen? ‘Door te bedenken dat de daden van een ander u niet tot schande zijn. Als dat wel het geval was, zouden de overtredingen en de onrechtvaardigheden van anderen ons ook aangerekend moeten worden.’ En dat gebeurt gelukkig niet.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Laf wordt men pas door de daad die men gedaan heeft.

Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1965, Ned. vert. 1967)

‘De existentie gaat vooraf aan de essentie’, zegt de filosoof Sartre. En voor een breed publiek legt hij uit wat voor consequenties dat heeft voor ons dagelijks leven. Want uiteindelijk zijn wij mensen niet meer dan ons leven, maar ook niet minder. Het betekent onder meer dat een existentialist zegt dat een lafaard verantwoordelijk is voor zijn lafheid. Zeggen dat je nu eenmaal laf bent door je erfelijk bepaalde temperament, je opvoeding of de maatschappelijke omstandigheden is een vorm van ‘kwade trouw’, ‘inauthenticiteit’. Natuurlijk bestaan er mensen met een sterk karakter of een slap karakter, maar die slapte maakt je nog niet laf. ‘Wat de lafheid uitmaakt is de daad waardoor men toegeeft of weerstaat.’ Omgekeerd betekent het ook dat we absoluut vrij zijn om te kiezen om moedig te zijn, of eigenlijk: te worden.

22Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Probeer je plicht te doen en je weet meteen wat je in je mars hebt.

Johann Wolfgang von Goethe in Wilhelm Meisters leerjaren (1821)

In het hoofdstuk ‘Beschouwingen in de zin van de wandelaar’ gaat Goethe in op de klassieke opdracht (van het Orakel van Delphi): ‘Ken uzelve.’ Maar hoe gaat dat, vraagt Goethe zich af, jezelf leren kennen? Als je het voorbeeld van Socrates zou volgen, zou je vooral veel nadenken en gesprekken voeren, en vele filosofen hebben hem daarin gevolgd. Goethe meent echter dat je jezelf nooit door ‘beschouwelijkheid’ kunt leren kennen, maar wel door te handelen.

Als je het zo strikt zou proberen te doen, kom je echter in de problemen. Ja, je moet handelen om te zien ‘wat je in je mars hebt’ en wat je leuk en belangrijk vindt, maar als je nooit je handelen overdenkt, kom je daar nooit achter. En ja, je moet jezelf ‘beschouwen’, maar ook af en toe handelen, anders kun je alleen nog maar reflecteren op je reflecteren (en dan ben je academisch filosoof …). In het werkelijke leven is het dus een kwestie van je moment voor beide kiezen.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Aangezien handelen de politieke activiteit par excellence is, zou geboortelijkheid en niet sterfelijkheid weleens de centrale categorie van het politieke denken kunnen zijn.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

In The Human Condition wil de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975) naar eigen zeggen ‘nadenken over wat we aan het doen zijn’. Voor haar zijn de meest algemene condities van het menselijk bestaan: sterfelijkheid en… nataliteit, ‘geboortelijkheid’. Zowel in onze arbeid (de instandhouding van het leven) als in ons werk (het creëren van onze wereld door ambachten) als in ons politieke handelen (action) zijn we geworteld in de nataliteit ‘voor zover deze tot taak hebben om de wereld te bieden aan en te behouden voor (…) de constante toevloed van nieuwkomers die in de wereld geboren worden als vreemdelingen’. De nauwste relatie met nataliteit heeft echter het (politieke) handelen: ‘Het nieuwe begin dat inherent is aan de geboorte kan zichzelf alleen maar voelbaar maken in de wereld omdat de nieuwkomer het vermogen heeft om iets nieuws te beginnen, dat wil zeggen: om te handelen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Hij, die handelend zichzelf naar het resultaat beoordeelt, komt er nooit toe iets te beginnen.

Søren Kierkegaard in Vrees en beven (1843)

Zelf dacht Kierkegaard (in zijn dagboek in 1849) dat alleen Vrees en beven al genoeg zou zijn om zijn naam als schrijver onsterfelijk te maken. Hij belooft de lezer dat deze zal huiveren om de verschrikkelijke hartstocht die hij in het boek aantreft.
In dit boek bespreekt Johannes de silentio (Johannes van(uit) de stilte, een van de pseudoniemen van Kierkegaard) het offer van Isaak door Abraham (Genesis 22). Dit verhaal wordt niet alleen gedeeld door de drie grote monotheïstische godsdiensten (het Offerfeest in de islam herdenkt ‘de profeet Ibrahim’), maar is ook voor veel filosofen aanleiding geweest voor reflectie, waaronder Kant en Derrida. Kierkegaard heeft het niet alleen over ‘de held van het geloof’, maar ook over de tragische held die moet handelen terwijl hij weet dat dat niet van tevoren te verantwoorden is: ‘En al mag het resultaat ook de hele wereld verblijden, den held baat dit niets; want het resultaat komt hij eerst te weten, als het geheel voorbij is, en niet daardoor werd hij held, maar hij werd het daardoor, dat hij begon.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het bewustzijn en het gevoel van onbeduidendheid van de eigen morele waarde in vergelijking tot de wet is de nederigheid of deemoed (humilitas moralis).

Immanuel Kant in Die Metaphysik der Sitten (1797)

Naast de deugd van de nederigheid onderscheidt Immanuel Kant (1724–1804) nog twee andere houdingen tegenover de eigen morele waarde. Ten eerste is dat de Tugendstolz of arrogantia moralis, oftewel het overtuigd zijn van de eigen morele waarde, maar alleen maar bij gebrek aan een vergelijking met de wet. Maar nog meer ‘zedelijk fout’ is wat Kant de ‘kruiperij’ noemt: het afzien van iedere aanspraak op morele waarde in de overtuiging dat men zo een geleende waarde verwerft (humilitas spuria). In zo’n geval zet iemand zijn nederigheid louter in om de gunst van een ander te verwerven, en als huichelarij en vleierij is dat in strijd met de ‘plicht ten opzichte van jezelf’.
De basis van Kants ‘plichtethiek’ is dat wij ons moeten laten leiden door de zogenaamde categorische imperatief: handel slechts volgens die stelregel, waarvan je tegelijk kunt willen dat die voor iedereen moet gelden. Dan blijkt dat ‘kruiperij’ in strijd is met dat gebod, en nederigheid niet.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niets is zo volledig in onze macht als ons denken.

René Descartes in Over de methode (1637)

Een van de redenen waarom René Descartes (1596–1650) wel de ‘vader van de moderne filosofie’ wordt genoemd, is dit werk waarin hij zijn methode van de twijfel uiteenzet. Overigens heeft hij daar weinig pretenties mee: hij wil alleen laten zien hoe hij zelf te werk is gegaan.
Hij vertelt hoe hij hoopte in zijn opleiding allerlei zekerheden te leren, maar het tegendeel was het geval: het enige waar hij van overtuigd raakte, was zijn onwetendheid. Omdat je nu eenmaal niet met handelen kunt wachten tot je uitgetwijfeld bent, heeft hij een ‘voorlopige moraal’ nodig, een paar leefregels. Ten eerste besluit hij zich te houden aan de wetten en gewoonten van zijn land en de godsdienst waarmee hij is opgegroeid, en zich verder ‘te houden aan de meest gematigde en de minst extreme opvattingen’. Zijn tweede stelregel is dat hij zal volharden in eenmaal genomen beslissingen, als een verdwaalde reiziger, die ook niet moet gaan dolen door het woud maar één richting aan moet houden. Ten slotte neemt hij zich voor ‘altijd te trachten mijzelf en niet het noodlot te bedwingen; mijn wensen en verlangens te veranderen en niet de loop der dingen’. Net als de stoïcijnen en veel andere filosofen denkt hij namelijk toch iets zeker te weten: dat wij tenminste ons denken in onze macht hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het wonder dat de wereld, het rijk van het menselijk doen en laten, redt van zijn normale, natuurlijke verval is uiteindelijk het feit van de nataliteit, waarin het vermogen tot handelen ontologisch geworteld is.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

Misschien kon het ook alleen maar een vrouw zijn, die op een filosofisch niveau aan de orde stelde dat het menselijk bestaan niet alleen een ‘zijn-tot-de-dood’ (Heidegger) is of e

en oefening in sterven (Socrates), maar dat er ook altijd weer nieuwe mensen geboren worden en daarmee een nieuw begin, nieuwe handelingen. Alleen als mensen dit volledig tot zich door laten dringen, houden ze geloof en hoop, ‘die twee wezenlijke kenmerken van het menselijk bestaan die de Griekse oudheid volledig heeft genegeerd’.

En misschien kon het ook alleen maar een Joodse filosoof zijn, die meende dat het inzicht dat Jezus van Nazareth had in het wonder dat ‘de daad’ is, qua originaliteit en uniciteit alleen vergelijkbaar is met Socrates’ inzicht in de mogelijkheden van het denken. Net als Jezus meent Arendt (1906–1975) dat het stellen van een maatschappelijke daad het enige wonder is tot het doen waarvan de mens in staat is, en dat de kracht van de vergeving even groot is als de kracht van het doen van wonderen. Laat de kinderen tot Hem komen …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wanneer je ‘s morgens vroeg met tegenzin opstaat, heb dan deze gedachte bij de hand: ik sta op om de taak van een mens te verrichten.

Marcus Aurelius in Persoonlijke notities

In 161 n.C. wordt Marcus Aurelius keizer van het Romeinse Rijk, en tot zijn dood in het jaar 180 is hij vrijwel voortdurend aan het front te vinden. Toch weet hij tijdens zijn veldtochten een boek te schrijven (in het Grieks!) met ‘dingen die je tegen jezelf zegt’ (Ta heis heauton), dat in het Nederlands in de loop der tijden is verschenen als Zelfbespiegelingen, Meditaties, Overpeinzingen en Persoonlijke notities.
De stoïsche filosoof vindt dat hij niet geschapen is om zich ‘te koesteren onder de dekens’, ook al erkent hij dat dat ‘prettiger’ is. Maar we zijn immers niet geboren om te genieten of te voelen, maar om te handelen. We zien toch ‘de planten, de mussen, de mieren … allemaal hun eigen taak verrichten en, op hun manier, meehelpen de kosmos te laten functioneren?’ Hij moet natuurlijk wel rust nemen, maar ook daaraan heeft de natuur grenzen gesteld. Zoals anderen gegrepen zijn door hun werk, de kunst, het geld of de ‘holle roem’, moet hij als keizer voor ogen houden dat het zijn taak is het algemeen welzijn te bevorderen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Handel steeds zo dat het aantal keuzemogelijkheden groter wordt!

Heinz von Foerster in Über das Konstruieren von Möglichkeiten (1973, p. 49)

De Oostenrijks-Amerikaanse fysicus en cyberneticus Heinz von Foerster was een neef van Ludwig Wittgenstein. Hij werd in 1911 geboren in Wenen en stierf in 2002 in Pescadero, Californië. Hij formuleerde zijn ‘ethische imperatief’ in aansluiting op de categorische imperatief van Immanuel Kant. Volgens Von Foerster gaat het erom de activiteiten van anderen niet in te perken, maar je zo te gedragen dat de vrijheid van anderen en de gemeenschap groter wordt. Hoe groter de vrijheid, hoe groter het aantal keuzemogelijkheden, en des te groter de kans dat mensen ook de verantwoordelijkheid voor hun handelingen op zich nemen. ‘Alleen wie vrij is, en dus ook altijd anders kan handelen, kan verantwoordelijk handelen’ (in Heinz von Foerster/Bernhard Pörksen: Wahrheit ist die Erfindung eines Lügners: Gespräche für Skeptiker, 1999, p. 25).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Hij, die handelend zichzelf naar het resultaat beoordeelt, komt er nooit toe iets te beginnen.

Søren Kierkegaard in Vrees en beven (1843)

Zelf dacht Kierkegaard (in zijn dagboek in 1849) dat alleen Vrees en beven al genoeg zou zijn om zijn naam als schrijver onsterfelijk te maken. Hij belooft de lezer dat deze zal huiveren om de verschrikkelijke hartstocht die hij in het boek aantreft.
In dit boek bespreekt Johannes de silentio (Johannes van(uit) de stilte, een van de pseudoniemen van Kierkegaard) het offer van Isaak door Abraham (Genesis 22). Dit verhaal wordt niet alleen gedeeld door de drie grote monotheïstische godsdiensten (het Offerfeest in de islam herdenkt ‘de profeet Ibrahim’), maar is ook voor veel filosofen aanleiding geweest voor reflectie, waaronder Kant en Derrida. Kierkegaard heeft het niet alleen over ‘de held van het geloof’, maar ook over de tragische held die moet handelen terwijl hij weet dat dat niet van tevoren te verantwoorden is: ‘En al mag het resultaat ook de hele wereld verblijden, den held baat dit niets; want het resultaat komt hij eerst te weten, als het geheel voorbij is, en niet daardoor werd hij held, maar hij werd het daardoor, dat hij begon.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zoekt gij inzicht, leer dan te handelen.

Heinz von Foerster in Das Konstruieren einer Wirklichkeit (1981)

Deze bijzondere wetenschapper werd in 1911 geboren in Wenen als Heinz von Förster. Vanaf 1949 woonde en werkte hij vooral in Amerika. Hij overleed in Californië in 2002. Von Foerster was opgeleid als natuurkundige, maar is vooral bekend geworden als een van de grondleggers van de cybernetica, en dan met name van die interessante studie van zelfverwijzende processen die (door hem) ‘cybernetica van de cybernetica’ werd genoemd. Hij vertelde zelf dat zijn oom Ludwig – die altijd van die lekkere chocolade had – ooit aan hem vroeg wat hij later wilde worden. Hij antwoordde ‘natuuronderzoeker’. ‘Aha,’ zei zijn oom, ‘dan moet je wel heel veel weten’. De kleine Heinz zei brutaal: ‘Ja, ik weet heel veel.’ De reactie van zijn oom begreep hij naar eigen zeggen pas werkelijk een beetje toen hij zelf kinderen en kleinkinderen had gehad: ‘Misschien weet je inderdaad heel veel, maar je weet niet hoezeer je gelijk hebt.’ Toen hij later als eenentwintigjarige aan de universiteit onder de indruk raakte van de Tractatus Logico-Philosophicus van ene Wittgenstein drong het langzaam tot hem door dat zijn oom Ludwig en de auteur daarvan een en dezelfde persoon waren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wijsheid is het kind van integriteit.

Stephen R. Covey in The 8th habit. From effectiveness to greatness (2004)

Het onwaarschijnlijk succesvolle boek The 7 habits of highly effective people (1989) van leiderschapsgoeroe Stephen Covey werd ongelukkig vertaald met De zeven eigenschappen van effectief leiderschap (1993), maar werd ook in Nederland een bestseller. In 2004 kwam Covey met een opvolger, die door de verkeerde start wel vertaald moest worden als De 8ste eigenschap. Het wezenlijke aan de aanpak van Covey is niet dat hij met makkelijke, online in te vullen testjes nagaat of u wel de ‘eigenschappen’ hebt om ‘effectief’ te worden. Het gaat er juist om de principes te ontdekken die ons handelen en samenleven bepalen, om er vervolgens een gewoonte (‘habit’) van te maken om daar naar te leven.

Pas wanneer wij de informatie en kennis die wij hebben, inzetten voor doelen en principes die dat waard zijn, is er sprake van wijsheid. Daarvoor is integriteit nodig: het vasthouden aan de juiste principes. Maar daar is de ‘afstamming’ nog niet mee ten einde. Want integriteit is zelf weer het kind van moed en nederigheid. Eigenlijk, zegt Covey, is nederigheid de moeder van alle deugden, want dat houdt de erkenning in van het feit dat er wetten en principes zijn die het universum beheersen. En niet wijzelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media