Gedrag
Gedrag is een zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie.
D. Hermans, F. Raes en H. Orlemans – Inleiding tot de gedragstherapie (2018)
De gedragstherapeutische benadering was oorspronkelijk gebaseerd op het behaviorisme van Skinner. Deze vond dat je geen uitspraken kon doen over wat er binnen in ‘het organisme’ gebeurde, maar alleen verbanden kon leggen tussen observeerbare stimuli en responsen. De moderne gedragstherapie vindt echter dat je de zin van gedrag kunt achterhalen door een waaromvraag te stellen. Als je iemand ziet fietsen, kan het zijn dat iemand op weg is naar zijn werk, dat hij het moet van de huisarts, dat hij zijn kleinzoon een eerste ritje wil laten maken of gewoon spontaan zin had in fietsen. Aan de buitenkant kun je die ‘zin’ van het handelen niet zien.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het menselijk functioneren wordt dus zowel voor honderd procent door het lichaam veroorzaakt, maar evengoed voor honderd procent door de omgeving!
Prof. dr. Jos Egger in het ‘Voorwoord’ bij De rol van neuropsychologie bij psychotherapie – Praktische toepassingen voor de klinische praktijk (J.A.M. Vandermeulen, A. van Dijke en M.M.A. Derix, 2019)
Jos Egger, hoogleraar Contextuele neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt dat psychotherapeuten veel meer oog moeten hebben voor de ‘sterke en complexe verwevenheid van genen, hersenen, cognitie en gedrag’. Daarbij hoeven zij niet te denken dat alles wat een mens doet, denkt en voelt wordt ‘bepaald door’ wat er zijn hersenen gebeurt. Natuurlijk is wat er in diens omgeving gebeurt ook van grote invloed. Sterker nog, zo stelt hij in het citaat, beide bepalen het menselijk functioneren voor honderd procent. Want aan de ene kant wordt de invloed van de context steeds begrensd door de eigenschappen van het zenuwstelsel en de genen, en aan de andere kant hebben de structuur en de werking van de hersenen te maken met de wetmatigheden van leren en gedrag. Misschien dat er nog een derde proces is dat voor de volle honderd procent het menselijk functioneren bepaalt, en dat is dat functioneren zelf: de geschiedenis en dynamiek van het handelen, de gedachten en de gevoelens van de enkeling, in voortdurend gesprek met zichzelf.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wie psychische eigenschappen toeschrijft aan delen van een dier die alleen van toepassing zijn voor het (handelende) dier als een geheel, gebruikt een mereologische drogreden.
Harry Smit & Peter M.S. Hacker in Seven Misconceptions About the Mereological Fallacy: A Compilation for the Perplexed (2013)
Men kan zich niet níét gedragen
Paul Watzlawick, Janet Helmick Beavin & Don D. Jackson, De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie (1967, 1970)
Volgens Paul Watzlawick (1921-2007) en zijn collega’s is dit kenmerk van gedrag, namelijk dat het geen tegenstelling heeft, een eigenschap
‘die nauwelijks fundamenteler zou kunnen zijn en derhalve vaak over het hoofd wordt gezien’. Er bestaat dus niet zoiets als ‘niet-gedrag’. Nu kun je stellen dat elke gedraging in een situatie waar interactie plaatsvindt, een ‘berichtwaarde’ heeft. Ook degene die in een druk café, alleen aan een tafeltje, zijn ogen sluit, stuurt daarmee een bericht de wereld in: ‘ik wil niet gestoord worden’ (of juist wel, dat weet je niet). Dat betekent volgens de genoemde auteurs dat het niet mogelijk is om níét te communiceren. Of wij ons daar nu bewust van zijn of niet, of we het willen of niet, wij zenden altijd boodschappen uit, alleen maar door in de buurt van anderen te zijn. De auteurs verklaren vervolgens de ‘vreemde boodschappen’ van schizofrene mensen als evenzoveel manieren om precies dát te doen: niet-communiceren.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Mensen zijn niet om over te praten, maar om mee te praten.
B.J. Kouwer in Existentiële psychologie (1973)