Neurowetenschap

Vrije wil is het vermogen om omwille van redenen te handelen.

Lieke Asma in Mijn intenties en ik – Filosofie van de vrije wil (2021)

De Nederlandse filosofe Lieke Asma (1984) bekritiseert aan de hand van de Engelse analytische filosofe Elizabeth Anscombe de conclusies die getrokken worden uit neurologische onderzoeken dat de vrije wil een ‘illusie’ zou zijn. Juist omdat de vrije wil een ‘vermogen’ is, zullen we dat niet in de hersenen aantreffen. Weliswaar vereist dat vermogen dat we bepaalde fysieke en mentale eigenschappen hebben, maar net als de breekbaarheid van het glas is dat vermogen niet te reduceren tot die eigenschappen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het menselijk functioneren wordt dus zowel voor honderd procent door het lichaam veroorzaakt, maar evengoed voor honderd procent door de omgeving!

Prof. dr. Jos Egger in het ‘Voorwoord’ bij De rol van neuropsychologie bij psychotherapie – Praktische toepassingen voor de klinische praktijk (J.A.M. Vandermeulen, A. van Dijke en M.M.A. Derix, 2019)

Jos Egger, hoogleraar Contextuele neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt dat psychotherapeuten veel meer oog moeten hebben voor de ‘sterke en complexe verwevenheid van genen, hersenen, cognitie en gedrag’. Daarbij hoeven zij niet te denken dat alles wat een mens doet, denkt en voelt wordt ‘bepaald door’ wat er zijn hersenen gebeurt. Natuurlijk is wat er in diens omgeving gebeurt ook van grote invloed. Sterker nog, zo stelt hij in het citaat, beide bepalen het menselijk functioneren voor honderd procent. Want aan de ene kant wordt de invloed van de context steeds begrensd door de eigenschappen van het zenuwstelsel en de genen, en aan de andere kant hebben de structuur en de werking van de hersenen te maken met de wetmatigheden van leren en gedrag. Misschien dat er nog een derde proces is dat voor de volle honderd procent het menselijk functioneren bepaalt, en dat is dat functioneren zelf: de geschiedenis en dynamiek van het handelen, de gedachten en de gevoelens van de enkeling, in voortdurend gesprek met zichzelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

[We zijn] altijd bereid (…) te vluchten in het geloof in het determinisme als die vrijheid ons zwaar valt of als we een excuus nodig hebben.

Jean-Paul Sartre in Het zijn en het niet (1943/2003, p. 104)

Uit een onderzoek van de psychologen Vohs en Schooler blijkt dat je door mensen ervan (te proberen) te overtuigen dat de vrije wil niet bestaat, omdat al hun gedrag gedetermineerd is, zorgt dat ze zich sneller schuldig zullen maken aan bedrog. Het motto van het artikel is, hoe kan het ook anders, een citaat uit L’Être et le Néant (1943) van Jean-Paul Sartre (1905–1980). Want Sartre veroordeelde ons tot de vrijheid, door te laten zien dat elke keer dat wij een excuus buiten onszelf zoeken voor ons handelen, wij te kwader trouw zijn. Dat geldt ook voor een beroep op het ‘brein’ dat slechts voor neurowetenschappers toegankelijk is en niet voor onszelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Neurochirurgen lezen geen Wittgenstein.

Bert Keizer in ‘Ze snijden dieper dan je denkt’, NRC Handelsblad, 29 januari 2010

Schrijver en verpleeghuisarts Bert Keizer (1947) mocht een tijdje meelopen met neurochirurgen in het academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij wilde weten wat de impact is van het snijden in iemands hersenen (Onverklaarbaar bewoond, 2010). Iedere keer werd hij bevestigd in de idee dat ‘wij niet denkbaar zijn zonder ons brein’. Hoewel Keizer al door zijn studie filosofie het katholieke idee uit zijn jeugd, dat de ziel slechts een tijdelijke bezoeker van het lichaam is, had verlaten, ziet hij nu voor zich gebeuren dat ‘een beschadigd brein een beschadigde ziel’ heeft. Hoe je de samenhang tussen hersenen en geest precies moet denken, blijft een probleem. ‘De geest zit niet in het lichaam zoals bij “de man zit in het huis” maar eerder zoals bij “de man is in de war”.’ Neurochirurgen zeggen zelf geen tijd te hebben voor dit soort diepzinnige vragen. Ze vinden wel dat het een ‘somber’ vak is: er wordt zelden iemand echt beter van. Keizer zelf vindt dat geneeskunde ‘een afschuwelijk overschatte bezigheid’ is. Als verpleeghuisarts ziet hij oudere mensen liever niet het ziekenhuis ingaan, omdat medisch specialisten tot op de molecuul willen weten wat mensen mankeert, waardoor ze soms ‘van een klerezooi een catastrofe’ maken.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media