Werk

Omdat we dagelijks stom met elkaar gewerkt hebben, daarom kunnen we nu een gemeenschap vormen en beginnen met elkaar te praten.

Eugen Rosenstock-Huessy, geciteerd in Ko Vos – Eugen Rosenstock-Huessy. Een kleine biografie (1993)

De Duitse filosoof, jurist en socioloog Rosenstock-Huessy (1888-1973) was in de Eerste Wereldoorlog officier aan het front. Daar ontdekte hij dat het moreel van de troepen op peil kon worden gebracht door ze samen te laten werken. Na de oorlog pleitte hij daarom voor werkkampen in plaats van vakantiekampen, want voor handhaving van de vrede was een werkelijk ‘tijdsoffer’ nodig. Hij deed hiermee experimenten in Silezië, waaraan boeren, arbeiders én studenten, en mensen met uiteenlopende godsdienstige en etnische achtergronden deelnamen. Biografe Ko Vos parafraseert zijn overtuiging: ‘Pas wie met de ander gezwoegd en gezweet heeft, kan met hem praten.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niemand geeft aan anderen zijn geld weg, iedereen doet dat wel met zijn tijd en zijn leven.

Montaigne, geciteerd in Levenskunst à la Montaigne van Ronald Wolbink (2016)

Volgens Montaigne (1533–1592) ligt er bij jezelf ‘werk genoeg’, dus je moet dat niet elders zoeken. Hij zet vraagtekens bij het gemak waarmee wij ons inzetten voor iemand anders, zoals in ons werk. Veel regels en voorschriften in de maatschappij ‘verdrijven ons uit onszelf en jagen ons voor het nut van het algemeen de marktplaats op’. Mensen laten zich ‘inhuren’ en gebruiken hun talenten voor degenen aan wie zij zich ‘onderwerpen’. ‘Het zijn hun huurders die in hen huizen, niet zijzelf.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie zich laat verleiden tot roken of hard werken of wat dan ook, doet dat niet uit een gebrek aan zelfbeheersing, maar omdat hij in werkelijkheid gelooft dat wat hij doet ook het beste voor hem is.

Jos Kessels in Socrates op de markt

Organisatiefilosoof Jos Kessels introduceerde het socratische gesprek in Nederland als een manier om fundamentele vragen in beroep en organisatie aan te pakken. Als je geconfronteerd wordt met een crisis in je loopbaan is het van belang om je te laten leiden door wat Socrates onder kennis verstond. Volgens hem waren ondeugden, zoals ongezonde leefgewoonten of jezelf over de kop werken, namelijk niet een kwestie van een gebrek aan zelfbeheersing maar een vorm van onwetendheid. Alles wat wij doen, doen we omdat we denken dat dat het beste voor ons is. ‘Als we gaan wandelen doen we dat omdat we denken dat het goed voor ons is. Als we stilstaan evenzo.’

Over het algemeen denken wij dat kennis een verzameling weetjes, feiten en informatie is, maar voor Socrates is kennis in de eerste plaats zelfkennis. We moeten streven naar ‘inzicht in onze eigen aard, in de doelen en drijfveren van ons handelen’. Socrates vindt daarom dat niemand vrijwillig ‘zondigt’, maar alleen handelt vanuit een verkeerd beeld van wat ‘nastrevenswaardig’ is.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Niemand geeft aan anderen zijn geld weg, iedereen doet dat wel met zijn tijd en zijn leven.

Michel de Montaigne in De hele wereld speelt komedie (2001)

De maatschappij wil het liefst dat je je met hart en ziel inzet voor een relevante beroepsopleiding en daarna voor je werk of je werkgever. Kasteelheer Michel de Montaigne vond al in de zestiende eeuw dat we juist in eerste instantie onze talenten moesten ontwikkelen voor ons eigen leven: ‘Bij jezelf ligt werk genoeg, zoek het niet verder weg.’ En hij was ook niet gevoelig voor een beroep op het ‘algemeen belang’: ‘De meeste regels en voorschriften in deze wereld verdrijven ons uit onszelf en jagen ons voor het nut van het algemeen de marktplaats op.’ En zo gebruiken we onze talenten niet voor onszelf maar voor degenen aan wie wij ons ‘onderwerpen’. Vooral ‘hoofdarbeiders’ hebben het moeilijk, want hun geest gaat tijdens het werken voor een ander al gauw creatief en enthousiast met hen op de loop. Als je dan toch moet werken, kun je de dingen daarom, aldus Montaigne, maar beter zonder hartstocht doen.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Aangezien handelen de politieke activiteit par excellence is, zou geboortelijkheid en niet sterfelijkheid weleens de centrale categorie van het politieke denken kunnen zijn.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

In The Human Condition wil de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975) naar eigen zeggen ‘nadenken over wat we aan het doen zijn’. Voor haar zijn de meest algemene condities van het menselijk bestaan: sterfelijkheid en… nataliteit, ‘geboortelijkheid’. Zowel in onze arbeid (de instandhouding van het leven) als in ons werk (het creëren van onze wereld door ambachten) als in ons politieke handelen (action) zijn we geworteld in de nataliteit ‘voor zover deze tot taak hebben om de wereld te bieden aan en te behouden voor (…) de constante toevloed van nieuwkomers die in de wereld geboren worden als vreemdelingen’. De nauwste relatie met nataliteit heeft echter het (politieke) handelen: ‘Het nieuwe begin dat inherent is aan de geboorte kan zichzelf alleen maar voelbaar maken in de wereld omdat de nieuwkomer het vermogen heeft om iets nieuws te beginnen, dat wil zeggen: om te handelen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat consumptiegoederen zijn voor het leven van de mens, zijn gebruiksvoorwerpen voor zijn wereld.

Hannah Arendt in The human condition (1958, p. 94)

De Joods-Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt (1906–1975) maakt een scherp onderscheid tussen arbeid en werk. Arbeid (bijvoorbeeld het bakken van een brood) levert ons consumptiegoederen waarmee wij ons leven in stand houden, maar werk (zoals het maken van een tafel) levert gebruiksvoorwerpen waarmee wij een wereld scheppen met een zekere permanentie en duurzaamheid, waarin wij kunnen handelen en daden stellen. Volgens haar kun je het verschil ook opmaken uit de wijsheid die in de taal besloten ligt: de arbeid levert niet iets op wat met een zelfstandig naamwoord kan worden aangeduid, werken wel. Pas doordat er ook ‘werken’ bestaan, krijgen de door arbeid geproduceerde goederen een ‘dingachtig’ karakter: het brood ligt te geuren op de tafel.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Ik wou dat ik trouw had durven blijven aan mijzelf, in plaats van te leven zoals anderen van mij verwachtten.’

Bronnie Ware in The top 5 regrets of the dying (2009)

De zogenaamde ‘sterfbedtest van Aristoteles’ is gebaseerd op een citaat uit de Retorica van de Griekse filosoof. Daarin stelt hij: ‘Al wat men eerder kan bezitten na zijn dood dan gedurende zijn leven is edel, want dat laatste heeft meer weg van het eigen belang.’ Tegenwoordig wordt dit door Stephen Covey en andere managementgoeroes wel als uitgangspunt genomen voor de reflectie op wat er werkelijk toe doet in je leven: Vraag je af wie je graag wilt dat er op je begrafenis spreekt, en wat die daar en dan over je zegt.

Van de Australische verpleegkundige Bronnie Ware, die lange tijd in de palliatieve zorg werkte, kunnen we leren waar mensen het vaakst spijt van hebben als ze daadwerkelijk op sterven liggen. Het citaat over trouw blijven aan jezelf staat nummer één op die lijst. De andere dingen die mensen achteraf berouwen zijn, in volgorde van belangrijkheid:
2. Ik wou dat ik niet zo hard gewerkt had.
3. Ik wou dat ik mijn gevoelens had durven uiten.
4. Ik wou dat ik contact had gehouden met mijn vrienden.
5. Ik wou dat ik mezelf had toegestaan gelukkiger te zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alles wat groot en sterk is, is ooit klein en teer begonnen.

Judith Zadoks & Tini van de Wetering in Natuur werkt! Inspiratie en werkvormen voor de ontwikkeling van mensen en organisaties (2008)

In boeken die gericht zijn op werkende mensen en managers tref je tegenwoordig vele filosofische concepten en wijsheid aan. Het grote verschil met academische filosofen is dat gewone mensen geen tijd hebben om hun leven lang na te denken, voordat ze besluiten hoe het leven in elkaar zit. Heidegger mocht er heel lang over doen om uiteindelijk te pleiten voor ‘gelatenheid’; een manager moet dat zo snel mogelijk implementeren. Sartre kon eindeloos in cafés zitten schrijven om aan te tonen dat we veroordeeld zijn tot de vrijheid, en ons leven als een project moeten zien. Een personeelsadviseur heeft nú proactieve projectmanagers nodig. In het prachtig vormgegeven en ideeënrijke boek van Zadoks en Van de Wetering wordt de natuur aan het woord gelaten. Volgens de auteurs draagt het vertoeven in de natuur niet alleen bij aan ons welzijn en persoonlijke ontwikkeling, maar kan zij ons ook veel leren over organisaties en leidinggeven: ‘Hoe zou het zijn als we alle kleine, tere beginnetjes bewust waarderen en beschermen?’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik laat me niet van mijn werk houden, zelfs niet door God.

Harry Mulisch in Trouw, 24 december 2007

Desgevraagd is Harry Mulisch snel klaar met zijn antwoord wat het vierde gebod (‘Gedenk de sabbatdag …’) voor hem betekent. Hij noemt het een groot geluk dat hij door zijn ouders niet christelijk, maar ook niet atheïstisch is opgevoed. Hij verbaasde zich als kind over de geschiedenisboekjes, waarin allerlei gebeurtenissen stonden die zoveel jaar vóór of na Christus waren gebeurd. De Batavieren kwamen honderd jaar voor Christus in ons land, de Romeinen vijftig jaar voor Christus. Hij vroeg zich af wat er dan in het jaar nul gebeurd was: ‘Daar kon maar één antwoord op mogelijk zijn: Christus komt in ons land!’
Mulisch heeft veel begrip voor het ‘ietsisme’ van tegenwoordig. Volgens hem moet er wel iets zijn, maar hij gelooft niet in de waarheid van wat in de Bijbel staat: ‘Dat is een woestijngodsdienst, een godsdienst voor bedoeïenen.’ Wat het gebod dat je niet mag echtbreken betreft houdt Mulisch er een expliciete dubbele standaard op na. Hij weerspreekt de mythe dat hij ooit een feest heeft gehouden om zijn tweeduizendste verovering te vieren. Zijn moeder meldde hem dat dat in een Amerikaanse krant had gestaan. Het bericht ergerde hem: men moest niet denken dat hij zoiets had zitten turven. ‘Het hadden er net zo goed drieduizend kunnen zijn, of vijftienhonderd.’ Hij zou het echter nooit accepteren als zijn vriendin met een ander naar bed ging.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media