Socratisch gesprek

Een gesprek voeren vergt dat je kunt luisteren … niet alleen naar anderen, maar ook naar jezelf.

Jos Kessels in Het poëtisch argument – Socratische gesprekken over het goede leven (2006)

De grondlegger van de praktijk van het socratisch gesprek in Nederland, Jos Kessels (1948), is op zoek naar het punt in een dialoog waar ‘nieuw denken’ ontstaat. Daartoe moet je niet alleen naar je gespreksgenoten luisteren, maar ook naar je eigen gedachten en gevoelens die worden opgewekt door het gesprek. Want dat is nog geen ‘denken’: ‘gedachten zijn letterlijk oud denken, dingen die we ooit gedacht hebben.’ Het zijn een soort geheugenreflexen. Door ze uit te spreken kun je ze ‘afleggen’ en de vrije ruimte creëren waarin zich nieuwe inzichten kunnen aandienen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie zich laat verleiden tot roken of hard werken of wat dan ook, doet dat niet uit een gebrek aan zelfbeheersing, maar omdat hij in werkelijkheid gelooft dat wat hij doet ook het beste voor hem is.

Jos Kessels in Socrates op de markt

Organisatiefilosoof Jos Kessels introduceerde het socratische gesprek in Nederland als een manier om fundamentele vragen in beroep en organisatie aan te pakken. Als je geconfronteerd wordt met een crisis in je loopbaan is het van belang om je te laten leiden door wat Socrates onder kennis verstond. Volgens hem waren ondeugden, zoals ongezonde leefgewoonten of jezelf over de kop werken, namelijk niet een kwestie van een gebrek aan zelfbeheersing maar een vorm van onwetendheid. Alles wat wij doen, doen we omdat we denken dat dat het beste voor ons is. ‘Als we gaan wandelen doen we dat omdat we denken dat het goed voor ons is. Als we stilstaan evenzo.’

Over het algemeen denken wij dat kennis een verzameling weetjes, feiten en informatie is, maar voor Socrates is kennis in de eerste plaats zelfkennis. We moeten streven naar ‘inzicht in onze eigen aard, in de doelen en drijfveren van ons handelen’. Socrates vindt daarom dat niemand vrijwillig ‘zondigt’, maar alleen handelt vanuit een verkeerd beeld van wat ‘nastrevenswaardig’ is.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Een socratisch gesprek is niet alleen een poging om gezamenlijk te denken, maar ook om te denken wat we gemeenschappelijk hebben.

Dries Boele in ‘Bij wijze van gespreksleiding’ in Het socratisch gesprek (Delnoij en Van Dalen, 2003)

In een socratisch gesprek wordt geprobeerd een wezenlijke vraag te beantwoorden door te reflecteren op een concreet voorbeeld dat door een van de deelnemers wordt ingebracht. Het gekozen voorbeeld om te onderzoeken moet op een of andere manier een antwoord geven op de fundamentele vraag. Met behulp van vragen proberen de andere deelnemers vervolgens als het ware een ‘filmpje’ van de gebeurtenis voor ogen te krijgen. Maar is dat wel mogelijk? Ieders perceptie en situatie zijn toch uniek? Dries Boele maakt duidelijk dat we bij een socratisch gesprek ook altijd moeten veronderstellen dat het mogelijk is om te spreken over het ‘vergelijkbare-in-ervaring’. Deelnemers moeten zich op grond van hun eigen ervaringen in wat ‘vergelijkbare’ situaties lijken, kunnen verplaatsen in de positie van de voorbeeldgever. Pas dan kun je verder met een gezamenlijk onderzoek naar de argumenten voor en tegen het antwoord.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een fijn gesprek kan eenzaamheid tegengaan, de dag inhoud geven en mooie ontmoetingen tot stand brengen.

Marja Havermans en Aagje van der Vossen in Spreken is zilver, vragen is goud. In dialoog met ouderen (2014)

In het voorwoord bij hun fraai vormgegeven boek Spreken is zilver, vragen is goud (2014) merken praktisch filosofe Marja Havermans en stervensbegeleidster Aagje van der Vossen op dat het kenmerkend is voor een dialoog dat de gespreksdeelnemers gezamenlijk tot resultaten en inzichten komen ze die ieder voor zichzelf niet zouden bereiken. Zij presenteren een aantal vormen waarin dit kan plaatsvinden, onder andere het socratisch gesprek. Bij al deze vormen blijven de voorwaarden van de dialoog van kracht:

  1. luister goed naar elkaar;
  2. schort je eigen oordeel op;
  3. stel vooral vragen;
  4. toon belangstelling voor de ander en probeer iets van hem/haar te leren;
  5. spreek je twijfels uit als je die hebt;
  6. formuleer zo kort, zo helder en zo concreet mogelijk;
  7. wees eerlijk;
  8. neem de tijd.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Een dialoog begint met stilte, en kijken naar wat de mensen in je omgeving al delen zonder iets te zeggen.

Sira Abenoza in ‘Why Socratic Dialogue should become our business card’, TEDxESADE (https://youtu.be/8t987Lxt1t4)

De eerste tergend trage seconden van haar ‘Ted Talk’ is Sira Abenoza stil en kijkt ze om zich heen. Dan stelt ze haar publiek gerust: ze heeft geen black-out. Ze wil haar publiek laten ervaren waar een werkelijke dialoog uit voortkomt: uit de stilte. Als oprichtster van het Instituut voor Socratische Dialoog en hoogleraar maatschappelijk verantwoord ondernemen, bedrijfsethiek en socratische dialoog aan ESADE Business and Law School in Barcelona weet Abenoza waar ze het over heeft.

Haar belangstelling voor het verbeteren van de dialoog tussen mensen ontstond toen zij twee studies deed. ’s Ochtends volgde ze college aan een Business School tussen studenten die alleen maar geïnteresseerd waren in zo snel mogelijk rijk worden. ’s Middags zat ze tussen de filosofiestudenten die eindeloze gesprekken voerden over het verbeteren van de wereld. En ze besefte dat de managers-in-opleiding later de macht zouden hebben om de wereld te veranderen en de filosofen in spe juist niet, terwijl die wel goede ideeën hadden over welke richting het op zou moeten. Die moesten dus met elkaar in gesprek komen. Maar weten wij eigenlijk wel wat een echte dialoog is? In politiek of media zien we alleen ‘gladiatoren’ die een strijd willen winnen en niet werkelijk willen luisteren, leren en groeien door uitwisseling met een ander. Daarom leert zij haar studenten, maar bijvoorbeeld ook gevangenen, hoe dat laatste moet.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denken impliceert dat je de moed hebt in verwarring te raken.

Jos Kessels in De jacht op een idee. Visie, strategie, filosofie (2009)

Volgens organisatiefilosoof Jos Kessels (1948) is dat misschien wel de grootste moeilijkheid als je een (socratisch) gesprek wilt voeren in een organisatie: de aanwezigen moeten er tegen kunnen om (tijdelijk) in verwarring te raken. Hij verwijst naar de dialoog Meno van Plato, waarin Meno tegen Socrates zegt dat die ‘zowel qua uiterlijk als wat de rest betreft’ lijkt op een sidderrog, een vis die je verlamt als je hem aanraakt. Meno is namelijk ‘zowel in mijn ziel als mijn tong’ lamgeslagen. Hij staat met zijn mond vol tanden. Maar Socrates repliceert dat het niet zo is dat hij zelf de antwoorden wél weet. Het is eerder zo dat hij anderen besmet met zijn eigen verwarring. Hij verlamt dus anderen door zelf verlamd te raken. In zijn boek geeft Kessels concrete voorbeelden hoe je vervolgens weer uit die impasse kunt geraken. Maar nodig is die wel, wil er werkelijke verandering plaatsvinden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Socratische gesprekken in mei 2019

Deze maand zijn er twee mogelijkheden om kennis te maken met een socratisch gesprek:

  • D’RAN19 festival, 17 en 18 mei 2019, Roombeek, Enschede. Op zaterdag 18 mei houd ik in de tent van Saxion Hogeschool van 10.30-12.15 uur een socratisch gesprek over de vraag: Wat is een goede burger? Zie voor meer informatie: https://www.dranfestival.nl/
  • Socratische Landdag, 25 mei 2019, ISVW, Leusden. Op de jaarlijkse Socratische Landdag is er een divers aanbod aan workshops met klassieke of meer experimentele socratische gesprekken. De Landdag is bedoeld voor iedereen met belangstelling voor het socratisch gesprek. Je bent dus ook welkom als je er nog helemaal niets vanaf weet, je kunt altijd deelnemen aan een socratisch gesprek. Voor (gevorderde) gespreksleiders zijn er interessante workshops. Tijdens de Socratische Landdag zal ik een workshop houden over een korte variant van het socratisch gesprek, het zogenaamde definitiegesprek. Zie voor meer informatie: http://verenigingfilosofischepraktijk.nl/event/socratische-landdag-25-mei/

Een socratisch gesprek is een filosofisch onderzoeksgesprek, een dialoog waarin deelnemers onderzoeken wat in hun (professionele) leven van werkelijk belang is.

Hans Bolten in ‘Spreken buiten de orde – Radicale reflectie in een socratisch gesprek’, in Delnoij & Van Dalen, Het socratisch gesprek (2003)

In een socratisch gesprek wordt aan de hand van een concreet voorbeeld dat door een van de deelnemers wordt ingebracht, geprobeerd het eens te worden over het antwoord op een filosofische vraag. Een filosofische vraag is een vraag die alleen beantwoord kan worden door na te denken, niet door empirisch onderzoek of door in een encyclopedie te kijken. Die uitgangsvraag moet natuurlijk zinnig en helder zijn, anders is een onderzoek niet de moeite waard. Omdat de vraag uiteindelijk wordt onderzocht aan de hand van een concreet voorbeeld moet de vraag ook concretiseerbaar zijn en liefst ook eenvoudig en treffend.
Expert op het gebied van het socratisch gesprek, filosoof Hans Bolten, geeft nog een criterium voor een goede uitgangsvraag: zij moet actualiseerbaar zijn, dat wil zeggen: toepasbaar op het gesprek zelf. Een goede vraag voor een team in een organisatie dat effectiever wil werken, zou bijvoorbeeld zijn: Wat is samenwerking? In de loop van een gesprek over die vraag, kunnen zich vragen opdringen als: Wat zijn wij hier nu aan het doen? Is dit samenwerking? In dat geval doet zich een verschijnsel voor dat Bolten ‘radicale reflectie’ noemt, want dan wordt het gesprek zelf het actuele voorbeeld van de algemene vraag.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wijsheid kruipt tevoorschijn uit een mierenhoop.

Afrikaans spreekwoord

Een van de pioniers op het gebied van het socratisch gesprek in Nederland is filosoof Jos Kessels (1948). In zijn boek Socrates op de markt (1997) citeert hij het genoemde Afrikaanse spreekwoord om het gebeuren in een socratisch gesprek te karakteriseren. Een socratisch gesprek probeert aan de hand van een concreet voorbeeld antwoord te vinden op een filosofische vraag in de vorm van een of meer algemene principes. Maar ook in een systematische, begeleide dialoog als het socratisch gesprek komen allerlei feiten, details, argumenten, redeneringen, standpunten en overwegingen aan de orde. Wat de boel bij elkaar houdt, is steeds: ‘Wat is wijsheid in dit concrete voorbeeld? Wat zijn in deze wirwar de belangrijkste overwegingen, regels of principes?’
Dit is een hele concrete manier om te komen tot ‘visie’, een woord dat in politiek, maatschappij en bedrijfsleven zo vaak wordt gebezigd dat het soms ergernis opwekt. Dat die visie in een socratisch gesprek wordt ontwikkeld aan de hand van een concrete politieke, maatschappelijke, organisatorische of persoonlijke gebeurtenis, maakt dat visie dan meer wordt dan ‘verbalisme’. En juist daarom is het mogelijk om tot consensus (of ‘vruchtbare dissensus’) te komen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Op het eind van onze beschaving kwam niet de socratische dialoog, op het eind stond de beulsknecht.

Arnon Grunberg in ‘Het ontslapen woord’ (Bill Minco-lezing, 4 mei 2015)

In de ingekorte versie van zijn lezing in NRC Handelsblad citeert Arnon Grunberg de Joods-Oostenrijkse schrijver Jean Améry (1912–1978), die geboren werd als Hans Mayer. Zijn Schuld en boete voorbij wordt gezien als een van de belangrijkste boeken over de uitroeiingskampen van de nazi’s. Overigens werd hij oorspronkelijk niet door de Duitsers opgepakt omdat hij Joods was, maar vanwege het verspreiden van antinazistische propaganda. Hij werd gruwelijk gemarteld door de Gestapo, naar aanleiding waarvan hij schreef dat wie ooit gefolterd is, zich nooit meer thuis voelt in deze wereld. Toen men ontdekte dat hij Joods was, werd Améry naar Auschwitz gestuurd. Naar aanleiding daarvan verwijst Améry naar een uitspraak van Sartre dat het hem dertig jaar had gekost om zich te ontdoen van het traditionele filosofische idealisme. Volgens Améry ging dat in een concentratiekamp een stuk sneller.
Grunberg stelt in zijn lezing de vraag of wij in het kader van de herdenking van de doden en de bevrijding nog iets van een ideaal kunnen formuleren waarin de humanistische waarden van voor de slachtpartijen doorklinken. ‘Misschien kunnen we dat vinden in het besef dat spreken over wanhoop ook een vorm van hoop is.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De waarheid is dat de strijd om het voortbestaan verdwenen is en dat daardoor een nieuwe vraag is ontstaan: voortbestaan waarvoor?

Viktor E. Frankl in De vergeefse roep om een zinvol bestaan (1978)

De Oostenrijkse neuroloog en psychiater Viktor Emil Frankl (1905–1997) is de grondlegger van de ‘logotherapie’, die ook wel ‘de derde Weense school der psychotherapie’ (naast die van Freud en Adler) wordt genoemd. Zelf overleefde hij het concentratiekamp en hij wist dus wat er nodig is om de strijd om het voortbestaan aan te gaan: ‘Het is waar dat als íéts een mens kon steunen in zo’n extreme situatie als Auschwitz en Dachau, dat het bewustzijn was dat het leven een zin heeft die moet worden vervuld, ook al is dat in de toekomst.’
Zijn vorm van psychotherapie, ook wel ‘existentiële analyse’ genoemd, wil zowel de traditionele psychoanalyse als de (dan) moderne gedragswetenschap vermenselijken. Hij beschouwt (geestelijke) gezondheid als ‘niet meer dan een middel tot een doel’, en om het doel van het leven in gezondheid te achterhalen raadt hij een socratische dialoog aan. Een van de schokkende gegevens waar hij zich op beroept als hij pleit voor een ‘therapie door zin’ in plaats van ‘zin door therapie’ (de traditionele aanpak) is een onderzoek naar de achtergrond van zelfmoordpogingen van Amerikaanse studenten. Bijna allemaal waren ze zeer actief op sociaal vlak en academisch succesvol, en hadden ze een goede relatie met hun familie. Hun reden voor de zelfmoordpoging was dan ook geweest ‘dat het leven zinloos scheen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Menen dat je iets al weet is het voornaamste obstakel voor het verwerven van nieuwe kennis.

Jos Kessels, inleiding in Leonard Nelson – De socratische methode (1994)

De methode die Socrates (470–399 v.Chr.) hanteert in zijn gesprekken met uiteenlopende Atheners staat bekend als de elenchus: weerlegging, verlegenheid of beschaming. Zij is bedoeld om iemand te ‘ondervragen op die punten waar hij denkt iets zinnigs te zeggen, ook al zegt hij in feite niets zinnigs’ (Plato in De sofist). De onjuistheid van ‘verwarde ideeën’ kun je volgens Plato gemakkelijk aantonen door ze naast elkaar te zetten en te laten zien dat ze strijdig zijn. Kessels noemt de elenchus ‘primair negatief en destructief van vorm, bedoeld om iemands pretentie van kennis te vernietigen’ (p. 13). Pas als iemand denkt iets te kunnen leren, valt er voor hem ook echt iets te leren. Maar de elenchus heeft ook een ‘positief en constructief doel, namelijk iemand bewegen tot verder onderzoek’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media