Boele

Filosofisch consulentschap is een oefening in wijsgerig doe-het-zelven.

Dries Boele in ‘Wat is het filosofisch consulentschap?’, in Delnoij & Van der Vlist, Filosofisch consulentschap (1998)

In een filosofisch consult wordt iemand begeleid bij het stellen en beantwoorden van fundamentele vragen over zichzelf en de zin van zijn of haar bestaan. Dat heeft in de eerste plaats de vorm van een gesprek. Als iemand daarin werkelijk begrijpt wat het probleem is, is dat vaak al niet echt meer een probleem. Veel filosofisch consulenten houden dan ook op bij de formulering van een vraag en laten het aan de cliënten over om het ‘antwoord’ uit te werken door dingen in hun leven te veranderen of een belangrijke beslissing te nemen.

Volgens filosofisch consulent Dries Boele is voor het geleidelijke proces van verandering vooral zelfbegeleiding nodig: ‘alert blijven voor de macht der gewoonte, open blijven staan voor nieuwe mogelijkheden en onszelf herinneren aan eerdere voornemens.’ Een cliënt kan voor de regelmatige bezinning die daarvoor nodig is eventueel een ‘plan de campagne’ met de cliënt doorspreken, maar uiteindelijk zal die aan het wijsgerig doe-het-zelven moeten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een socratisch gesprek is niet alleen een poging om gezamenlijk te denken, maar ook om te denken wat we gemeenschappelijk hebben.

Dries Boele in ‘Bij wijze van gespreksleiding’ in Het socratisch gesprek (Delnoij en Van Dalen, 2003)

In een socratisch gesprek wordt geprobeerd een wezenlijke vraag te beantwoorden door te reflecteren op een concreet voorbeeld dat door een van de deelnemers wordt ingebracht. Het gekozen voorbeeld om te onderzoeken moet op een of andere manier een antwoord geven op de fundamentele vraag. Met behulp van vragen proberen de andere deelnemers vervolgens als het ware een ‘filmpje’ van de gebeurtenis voor ogen te krijgen. Maar is dat wel mogelijk? Ieders perceptie en situatie zijn toch uniek? Dries Boele maakt duidelijk dat we bij een socratisch gesprek ook altijd moeten veronderstellen dat het mogelijk is om te spreken over het ‘vergelijkbare-in-ervaring’. Deelnemers moeten zich op grond van hun eigen ervaringen in wat ‘vergelijkbare’ situaties lijken, kunnen verplaatsen in de positie van de voorbeeldgever. Pas dan kun je verder met een gezamenlijk onderzoek naar de argumenten voor en tegen het antwoord.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media