Reflectie

Hoe meer men streeft naar genot, des te minder men het bereikt.

Viktor E. Frankl in De vergeefse roep om een zinvol bestaan (1978, Ned. vert. 1981)

Voor de geestelijk vader van de logotherapie, Viktor Frankl, draait alles om het vinden van zin, niet door middel van therapie, maar als heilzaam voor psychische problemen: ‘niet zin door therapie, maar therapie door zin.’

Een van de ziekmakende patronen in het zielenleven van de mens is volgens Frankl het nastreven van (seksueel) genot. Zo zijn sommige mannen zozeer gericht op potentie en orgasme, dat hun aandacht vooral daarnaar toegaat. Dan kunnen zij het slachtoffer worden van ‘hyperreflectie’ en het tegendeel bereiken, namelijk impotent worden. Veel mensen kennen het probleem van hyperreflectie als ze bijvoorbeeld uit alle macht proberen in slaap te komen: dan lukt dat vaak juist niet.

In de logotherapie is voor dit soort problemen de techniek van de dereflectie ontwikkeld. De aandacht moet anders worden gericht, bijvoorbeeld op een ‘wederzijds spel van tederheid’ (bij impotentie) of prettige herinneringen (bij slapeloosheid), zodat de vicieuze cirkel doorbroken wordt.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Tussen het onmiddellijke ervaren, het duister van het geleefde ogenblik, en daarnaast de beleefde ervaring, gaapt een kloof die ons verlangen voedt ooit wel geheel met het geleefde moment samen te vallen.

Ernst Bloch in Geist der Utopie (1918)

De Duitse filosoof Ernst (Simon) Bloch (1885–1977) is vooral bekend geworden door zijn driedelige hoofdwerk over de hoop (Das Prinzip Hoffnung, 1954-1959). Maar al in zijn eerste boek, waaruit het citaat afkomstig is, onderzoekt hij de ‘geest van de utopie’. Daarbij gaat hij uit van het inzicht dat er twee manieren van ervaren zijn: de onmiddellijke ervaring van het leven dat maar doordrijft en onze ervaring van het reflecteren daarop. Tussen deze twee manieren van ervaren gaapt een kloof. Bij dat ‘duister van het geleefde ogenblik’ kan het denken per definitie niet komen – dat kan alleen de kunst en misschien een ‘uiterste aan filosofisch lyrisme’. Maar de ervaring van die kloof doet ons wél streven naar het samenvallen van zijn en denken.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een socratisch gesprek is een filosofisch onderzoeksgesprek, een dialoog waarin deelnemers onderzoeken wat in hun (professionele) leven van werkelijk belang is.

Hans Bolten in ‘Spreken buiten de orde – Radicale reflectie in een socratisch gesprek’, in Delnoij & Van Dalen, Het socratisch gesprek (2003)

In een socratisch gesprek wordt aan de hand van een concreet voorbeeld dat door een van de deelnemers wordt ingebracht, geprobeerd het eens te worden over het antwoord op een filosofische vraag. Een filosofische vraag is een vraag die alleen beantwoord kan worden door na te denken, niet door empirisch onderzoek of door in een encyclopedie te kijken. Die uitgangsvraag moet natuurlijk zinnig en helder zijn, anders is een onderzoek niet de moeite waard. Omdat de vraag uiteindelijk wordt onderzocht aan de hand van een concreet voorbeeld moet de vraag ook concretiseerbaar zijn en liefst ook eenvoudig en treffend.
Expert op het gebied van het socratisch gesprek, filosoof Hans Bolten, geeft nog een criterium voor een goede uitgangsvraag: zij moet actualiseerbaar zijn, dat wil zeggen: toepasbaar op het gesprek zelf. Een goede vraag voor een team in een organisatie dat effectiever wil werken, zou bijvoorbeeld zijn: Wat is samenwerking? In de loop van een gesprek over die vraag, kunnen zich vragen opdringen als: Wat zijn wij hier nu aan het doen? Is dit samenwerking? In dat geval doet zich een verschijnsel voor dat Bolten ‘radicale reflectie’ noemt, want dan wordt het gesprek zelf het actuele voorbeeld van de algemene vraag.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Levenskunst is het bewust en kritisch ontwikkelen van je eigenheid.

Ronald Wolbink in Levenskunst à la Montaigne (2016)

Bedrijfskundige en filosoof Ronald Wolbink promoveerde in 2012 op een filosofisch proefschrift over De coach, de begeleider van de laatste mens. Hij is tamelijk kritisch op de beroepsgroep van coaches, onder meer omdat die reflectie preekt, maar zelf niet in de praktijk brengt. Verder hanteren coaches veelal een reductionistisch mensbeeld, waardoor zij reële problemen van mensen individualiseren en psychologiseren. Als het gaat om existentiële vragen op de werkvloer ziet hij dan ook meer in de levenskunst, een praktijk die teruggaat tot de eerste filosofen, maar waarbij Wolbink zich vooral laat inspireren door de Essays van Michel de Montaigne (1533–1592). Hij pleitte ervoor ‘om zelf vorm te geven aan je eigen leven en om daarvoor letterlijk en figuurlijk een eigen ruimte voor jezelf te creëren om te zorgen dat je niet overspoeld wordt door alles wat op je afkomt en wat een appel op je doet’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Is voortdurende reflectie institutionaliseerbaar?

Helmuth Schelsky in Auf der Suche nach Wirklichkeit (1965)

De Duitse socioloog Helmut Wilhelm Friedrich Schelsky (1912–1984) stelde vast dat het moderne christendom zich niet langer identificeert met voorgegeven, eenduidige waarheden, maar reflecterend en reflexief is. Net als de moderne mens in het algemeen relativeert de moderne christen het ene standpunt na het andere, door voortdurende vragen en kritiek. Kun je daar wel een institutie op baseren, vroeg hij zich af, die leeft als een gemeente, georganiseerd is als een kerk en inspireert als een blijde boodschap? Hij meende uiteindelijk dat dat wel mogelijk was, namelijk in de vorm van het Gesprek en de Ontmoeting, tijdens bijeenkomsten, op christelijke scholen, in gesprekskringen, in de biecht enzovoort. Zou er voor de moderne mensen zonder levensbeschouwelijke identiteit ook zo’n wenkend perspectief zijn?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Vraag jezelf dit eens af: is er iets wat je onderneemt dat wezenlijk onbemiddeld blijft, iets wat je niet reflexief ervaart door middel van een of andere op de markt gebrachte representatie ervan? Geboorte? Huwelijk? Ziekte?

Thomas de Zengotita in Mediated. How the media shapes your world and the way you live in it (2005)

Thomas de Zengotita (1944) portretteert het vertechnologiseerde, van media doordrongen Westen als een wereld die bestaat uit miljoenen individuele ‘flatterned selves’, die allemaal leven in een eigen, afgesloten ‘MeWorld’. Hij beweert dat dit hypernarcisme wordt versterkt en gevoed door mediarepresentaties op alle levensterreinen. ‘Het is alleen al een kwantitatief feit dat onze geesten vol zitten met bemiddelde entiteiten.’ Denk alleen maar eens aan alle films, televisieprogramma’s, jingles, reclamefilmpjes, zelfhulpboeken, Oprah-shows, cursussen, workshops, die in meer of mindere mate bepalen hoe en wat wij denken en beleven, wat wij menen dat belangrijk is.
Volgens De Zengotita is het dan ook onvermijdelijk dat wij allemaal een beetje ‘method actor’ worden, dat wij waar het gepast is een show opvoeren met behulp van emoties die we hebben geleend uit het verleden en gedragingen die iedereen herkent als de juiste. Overigens vindt De Zengotita de ‘oplossingen’ die veel sociale kritieken gewoonlijk leveren alleen maar conventies van het medium van de sociale kritiek. Zijn enige hoop is gelegen in jongeren die depressief worden van dit beeld van zichzelf en hun wereld. Zij moeten wat doen, dat kan niet anders, maar hij wil niet zeggen wat.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De rede herkent niet alleen de dierlijkheid in ons, maar ze is er van binnen uit door besmet.

Emmanuel Levinas in Het menselijk gelaat (1967)

In 2006 promoveerde de filosoof Naud van der Ven op een proefschrift (Schaamte en verandering) over denken over organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas. Volgens Van der Ven zijn de ideeën van Levinas relevant voor managers omdat in organisaties, maar ook in de managementliteratuur daarover, de rationaliteit hoog in aanzien staat (Trouw, 17 november 2006). De rationaliteit is bijvoorbeeld bepalend voor de inhoud van en de manier waarop managers hun plannen in een organisatie over hun medewerkers ‘uitrollen’. Daarmee worden mensen beroofd van hun eigen inzichten en waarde, omdat zij zich moeten schikken naar de doelen en de werkwijzen van de manager. Dit ‘invoegen in de orde van een gelijkgeschakelde rationaliteit’ roept bij medewerkers weerstand en emotie op. Als hun plannen op deze manier op verzet en afkeer stuiten, wordt de manager in ‘existentiële verlegenheid’ gebracht: ‘hij wordt in zijn uitoefening van de rationaliteit beschaamd’. Veel managers reageren daar op met teleurstelling en ‘contra-agressiviteit’. Volgens Van der Ven kunnen ze van Levinas leren dat ze de schaamtegevoelens beter serieus kunnen nemen en zien als aanleiding tot nadere reflectie op hun denken en werken. Dit ‘reflectieve moment’ kan leiden tot een betere rationaliteit.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media