Keuzes

Therapieën reflecteren, en worden gevormd door, de pathologie die zij moeten behandelen.

Irvin D. Yalom in Existential Psychotherapy (1980)

Als je de geschiedenis van de psychotherapie bekijkt, zie je dat de manier waarop therapeuten hun patiënten helpen radicaal is veranderd. De laatste jaren spreken veel therapeuten zelfs liever over ‘cliënten’, om te laten zien dat ze het ‘medische model’ hebben verlaten. Een andere grote verandering deed zich al voor in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De nadruk kwam steeds meer te liggen op eigen verantwoordelijkheid, en dat is geen toeval, volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931). De moderne psychotherapie ontstond in het Wenen van het eind van de 19de eeuw, in de victoriaanse cultuur van seksuele verdringing, een strikte maatschappelijke orde, aparte werelden voor vrouwen en mannen en een nadruk op zedelijke wilskracht. Freud zag dat die onderdrukking van natuurlijke neigingen schadelijk voor de ziel was. Maar in onze hedendaagse samenleving is dát niet meer het probleem. De mens van nu moet leren omgaan met de enorme vrijheid, keuzestress en zingeving als alle mogelijkheden voor je open liggen. Dat leidt tot hele andere gesprekken in de spreekkamer.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is zo geschapen dat, als men hem maar vaak genoeg zegt dat hij gek is, hij het gelooft.

Blaise Pascal in Gedachten (1667, 2009)

Hoe komt het, vraagt de geniale wiskundige en filosoof Blaise Pascal (1623–1662) zich met Epictetus af, dat we níét boos worden als iemand beweert dat we hoofdpijn hebben, maar wél als iemand zegt dat onze redenering niet deugt of dat we een verkeerde keuze hebben gemaakt. Volgens Pascal is de reden dat we er volkomen zeker van zijn of we al dan niet hoofdpijn hebben, maar er minder van overtuigd zijn dat we het juiste hebben gekozen. En zeker als veel mensen je beslissing belachelijk vinden, is het ‘gewaagd en moeilijk’ om daaraan vast te houden. En als ze je een dwaas vinden, neig je er zelfs vaak toe hun gelijk te geven.
Sterker nog, zegt Pascal, ook als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt dat je gek bent, maak je dat jezelf nog wijs ook. ‘Want een mens voert een gesprek met zichzelf als hij alleen is, en het is belangrijk dat de juiste richting te geven.’ Voor Pascal is er uiteindelijk ook dit keer een christelijke moraal: ‘We moeten zwijgen zo veel we kunnen, en met onszelf alleen over God spreken, van wie we weten dat hij de waarheid is; en zo overtuigen we ons daarvan.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Meesterschap is de karaktertoestand die ervoor zorgt dat iemand de juiste keuzes kan maken.

Aristoteles in Ethica Nicomachea

Waar de Griekse filosoof Aristoteles het hier over heeft, wordt vaak vertaald met ‘voortreffelijkheid’, maar Kessels, Boers en Mostert (Vrije ruimte, 2002, p. 138) noemen het meesterschap. In beide gevallen gaat het om het uiteindelijke doel van de persoonlijke ethiek, de leer van het goede leven.
Volgens Aristoteles kun je je die levenshouding, die je in staat stelt om juist te kiezen, eigen maken door te oefenen. Ten eerste moet je steeds nadenken (reflecteren) over de keuzes die je daadwerkelijk hebt gemaakt en die afzetten tegen de maatstaven voor het goede leven (je waarden). Dan kun je je voornemen het de volgende keer net zo of juist anders te doen.
Maar wat doe je als je voor een keuze staat? Dan bepaal je wat het ‘juiste midden’ is, wat voor Aristoteles het redelijke principe van de praktische wijsheid is. Dat doe je door eerst vast te stellen wat in de gegeven situatie ‘een teveel’ (bijv. roekeloosheid) of ‘een te weinig’ (bijv. lafheid) is. Dan weet je vanzelf wat je moet doen: moedig zijn.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Wie alles wil zijn, kan niets zijn.

Arthur Schopenhauer in Metaphysik der Sitten (1820)

Als de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) vijftien jaar is, stelt zijn vader hem voor een duivels dilemma: als Arthur ‘geleerde’ wil worden, en niet koopman zoals zijn vader, dan moet dat maar – maar dan mag hij niet met zijn ouders mee op een lange reis door heel Europa. Het confronteert de jonge denker met zichzelf en met het existentiële dilemma bij uitstek: om te weten wat je moet doen, zou je willen weten wie of wat je bent, maar dat weet je pas als je hebt gekozen.
Als hij later reflecteert op deze situatie, stelt hij vast dat we door iets te kiezen ontelbaar veel andere dingen moeten laten liggen. Mensen die ‘als kinderen’ proberen aan de keuze te ontsnappen door ‘als een dwaallicht’ van het een naar het ander te rennen, zullen nooit echt iets bereiken. De jonge Schopenhauer kiest uiteindelijk voor de reis en vindt zichzelf later terug in opleiding tot koopman. Uiteindelijk maakt de vroege dood van zijn vader de weg vrij voor een leven als filosoof. En omdat zijn vader een goede koopman was, is de erfenis zo groot dat hij voor de filosofie kan leven, zonder dat hij van de filosofie hoeft te leven.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Meesterschap is de karaktertoestand die ervoor zorgt dat iemand de juiste keuzes maakt …

Aristoteles in Ethica Nicomachea (1106 b 36)

Volgens de Griekse denker Aristoteles (384–322 v.Chr.) is meesterschap (of deugd) dus een vast gedragspatroon dat iemand zich eigen heeft gemaakt, en wel zo dat hij bij zijn keuzes een middenweg kiest tussen wat voor hem ‘een teveel of een te weinig’ zou zijn. Verder moeten die keuzes gebaseerd zijn op een redelijk principe, namelijk dat waar iemand met praktische wijsheid naar zou handelen.
Als je één keer een juiste beslissing neemt, wil dat nog niet zeggen dat je een meester bent. Om dat meesterschap te bereiken moet je je oefenen in het goed of deugdzaam leven. Dat doe je in de eerste plaats door steeds goed na te denken over de keuzes die je daadwerkelijk hebt gemaakt en of die overeenkomen met de maatstaven die je wilt hanteren. Om wat in een bepaald geval het juiste midden voor je is, moet je volgens Aristoteles nagaan wat in de gegeven situatie te veel zou zijn (bijv. roekeloosheid) en wat te weinig (bijv. apathie). In het midden ligt de moed, en die moet je dan dus betonen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Handel steeds zo dat het aantal keuzemogelijkheden groter wordt!

Heinz von Foerster in Über das Konstruieren von Möglichkeiten (1973, p. 49)

De Oostenrijks-Amerikaanse fysicus en cyberneticus Heinz von Foerster was een neef van Ludwig Wittgenstein. Hij werd in 1911 geboren in Wenen en stierf in 2002 in Pescadero, Californië. Hij formuleerde zijn ‘ethische imperatief’ in aansluiting op de categorische imperatief van Immanuel Kant. Volgens Von Foerster gaat het erom de activiteiten van anderen niet in te perken, maar je zo te gedragen dat de vrijheid van anderen en de gemeenschap groter wordt. Hoe groter de vrijheid, hoe groter het aantal keuzemogelijkheden, en des te groter de kans dat mensen ook de verantwoordelijkheid voor hun handelingen op zich nemen. ‘Alleen wie vrij is, en dus ook altijd anders kan handelen, kan verantwoordelijk handelen’ (in Heinz von Foerster/Bernhard Pörksen: Wahrheit ist die Erfindung eines Lügners: Gespräche für Skeptiker, 1999, p. 25).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media