Waanzin

Er is geen genezing voor het toebehoren aan de wereld. Maar met een afdoende behandeling kunnen we in elk geval genezen van de waan dat we er niet aan toebehoren.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

De Franse filosoof Bruno Latour (1947) vindt dat we allemaal gek geworden zijn. Luidt de geleerde term voor waanzin niet ‘een verstoring van de verhouding tot de wereld’? Om te begrijpen wat er ecologisch allemaal gaande is aan crises, of liever ‘totale oorlog’, moeten we beseffen dat alle veranderingen van de aarde iedereen tot waanzin drijven, maar wel tot verschillende soorten. Zo verkeren ‘klimaatsceptici’ overduidelijk in een ‘ontkenningswaan’, omdat ze de redelijke argumenten van vrijwel alle wetenschappers negeren. Anderen zijn getroffen door het delirium dat we met ‘geo-engineering’ onze controledwang op de Aarde nog moeten vergroten. Latour raadt voor hen een dwangbuis aan. Verder heb je nog de gedeprimeerden, die wel zien wat er allemaal aan het veranderen is, maar menen dat ze er toch niks aan kunnen doen. Daartegenover staan degenen die denken dat dat wel kan, maar die zijn volgens Latour waarschijnlijk in hun manische fase.

Zelf probeert Latour zich van zijn angst te bevrijden door ‘sluwe manieren’ te vinden om anderen met zijn angst te besmetten. Dat doet hij onder meer in dit Oog in oog met Gaia. Omdat we ons niet in een ‘crisis’ bevinden, maar in een definitieve verandering van onze verhouding tot de wereld (‘we zitten er midden in’), pleit hij voor een ‘zorgtraject’, waarin we leren ‘subtiel te wanhopen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is zo geschapen dat, als men hem maar vaak genoeg zegt dat hij gek is, hij het gelooft.

Blaise Pascal in Gedachten (1667, 2009)

Hoe komt het, vraagt de geniale wiskundige en filosoof Blaise Pascal (1623–1662) zich met Epictetus af, dat we níét boos worden als iemand beweert dat we hoofdpijn hebben, maar wél als iemand zegt dat onze redenering niet deugt of dat we een verkeerde keuze hebben gemaakt. Volgens Pascal is de reden dat we er volkomen zeker van zijn of we al dan niet hoofdpijn hebben, maar er minder van overtuigd zijn dat we het juiste hebben gekozen. En zeker als veel mensen je beslissing belachelijk vinden, is het ‘gewaagd en moeilijk’ om daaraan vast te houden. En als ze je een dwaas vinden, neig je er zelfs vaak toe hun gelijk te geven.
Sterker nog, zegt Pascal, ook als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt dat je gek bent, maak je dat jezelf nog wijs ook. ‘Want een mens voert een gesprek met zichzelf als hij alleen is, en het is belangrijk dat de juiste richting te geven.’ Voor Pascal is er uiteindelijk ook dit keer een christelijke moraal: ‘We moeten zwijgen zo veel we kunnen, en met onszelf alleen over God spreken, van wie we weten dat hij de waarheid is; en zo overtuigen we ons daarvan.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je kunt je niet van je eigen gezonde verstand overtuigen door je buurman op te sluiten.

Fjodor Dostojevski in Dagboek van een schrijver (1873)

Dit citaat is een van de inspiratiebronnen voor de Geschiedenis van de waanzin (1961, 1989) van de Franse filosoof Michel Foucault (1926–1984). Hij verwijst ook naar Pascal, die schreef: ‘De mensen zijn zo noodwendig gek, dat niet-gek zijn alleen maar zou beduiden: gek zijn in een ander soort waanzin.’ Foucaults ‘genealogie’ is dan ook geen geschiedenis van allerlei buitenissige gekten, maar van de manier waarop mensen hun buurman achter slot en grendel zetten en elkaar ‘in de meedogenloze taal van de niet-waanzin herkennen’. Daarom moet hij beginnen in een ‘nulpunt’ waar het onderscheid tussen gek en niet-gek nog niet is gemaakt, maar iedereen zijn eigen, unieke ervaringen heeft. Daar is nog sprake van een dialoog tussen de mens-van-de-waanzin en de mens-van-de-rede. Als tegen het einde van de achttiende eeuw de waanzin wordt geïnterpreteerd als een ‘geestesziekte’ wordt dat gesprek verbroken. De psychiatrie is een monoloog van de rede over de waanzin, die alleen mogelijk is geworden doordat ‘die enigszins stamelende woorden’ van die oorspronkelijke dialoog zijn vergeten.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De filosoof lijkt in zijn existentiële verwondering en zoeken naar nieuwe paden op de psychoot in zijn conventieloosheid.

Wouter Kusters in Pure waanzin (2004)

Volgens Kusters betekent deze gelijkenis tussen het begerig zoeken naar wijsheid en het loslaten van de conventies van de massa, dat waanzin onder filosofen ‘een relatief groot beroepsrisico is’. Overigens blijft dit risico voor de meeste professionele filosofen beperkt, omdat die alleen van negen tot vijf filosoferen.
Vanwege eigen ervaringen zoekt Kusters naar het wezen van het denken van de psychoticus. Een belangrijk kenmerk hiervan is volgens hem dat de conventionele, alledaagse bevindingen niet langer als de basis worden aangenomen. Velen geloven dat je dit denken als ‘magisch’ kunt karakteriseren, maar hij geeft de voorkeur aan de term ‘eigenwijsheid’. Kusters meent dat de huidige psychologie, met name het cognitieve denken, bij waanzin niet zoveel verder komt, doordat zij als model voor de mens de ideale wetenschapper neemt. Een van de manieren om wel meer van psychotici te begrijpen is het creëren van een context waarin diens gedrag begrijpelijk wordt. Het creëren van een context doe je als je met iemand in gesprek bent. Hij erkent dat wat een psychoticus zegt vaak heel lastig te duiden is, maar dat ‘betekent alleen dat het zoeken naar een context moeizaam verloopt’, niet dat psychotische taal ‘intrinsiek onbegrijpelijk’ is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De diepste en eigenlijke aandrift van de mens is opgaan in een hogere diersoort, de massa, en zich daarin zo volkomen te verliezen dat het is alsof er nooit een mens is geweest.

Elias Canetti in Die Blendung (1936)

De in Bulgarije geboren, maar Duitstalige schrijver en Nobelprijswinnaar Elias Canetti (1905-1994) overleed uiteindelijk in Zwitserland als Brits staatsburger. Hoewel hij ook een bekende antropologische studie schreef over ‘massa en macht’ (1960) is het citaat uit de roman Die Blendung (in 1967 vertaald als Het martyrium). Hierin is Canetti niet zelf aan het woord maar ‘de goede psychiater’. De ‘foute psychiater’ meent dat waanzin een straf voor egoïsme is. Dat kun je volgens hem zien aan de krankzinnigeninrichtingen waar ‘het grootste gepeupel van het land’ verzameld is. Volgens de ‘goede psychiater’ echter heeft de mens onderwijs en opvoeding (Bildung) nodig als een ‘vestingsgordel’ van het individu tegen de ‘massa in zichzelf’. Hij meent dat iedere mens de grootste strijd in zijn leven voert om deze massa te doden. In de roman voert de hoofdpersoon, een kluizenaarachtige geleerde met een enorme bibliotheek, een gruwelijke strijd met zijn voormalige huishoudster die zijn vrouw is geworden. Het blijft de vraag welke psychiater gelijk krijgt als de hoofdpersoon uiteindelijk gek wordt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik schrijf om contact te hebben. Hiermee wil ik niet helemaal alleen, eenzaam en in m’n eentje zijn. Als men alleen is, kan men geen zekerheid hebben, dat men bijvoorbeeld niet gek is geworden. Met zijn tweeën is het iets anders. Twee bieden zekerheid en

Witold Gombrowicz in De pornografie (1960)

Dit citaat van de Poolse schrijver Witold Gombrowicz (1904-1969) verbindt een aantal filosofische kwesties met elkaar. Bijvoorbeeld de opvatting van objectiviteit als intersubjectiviteit: dat wat wij onderling behandelen als een object, is een object. Of om het mooier, want met de dichter Achterberg te zeggen: ‘Voorwerpen, in mijn lied / (…) / van ’t gonzend bloeiveld jij-ik / loodrecht ogenblik’ (Ode).
Dit zijn psychologische pendanten van een kennis- en werkelijkheidsopvatting die constructivistisch genoemd wordt. Maar waar het Gombrowicz werkelijk om gaat is het bezweren van de angst voor de krankzinnigheid. Want als je kijkt naar de manier waarop psychiaters en psychologen bepalen of iemand gestoord is of niet, dan zie je dat je maar beter dezelfde objecten kunt zien als zij (en niet een paar meer of minder), want dat bepaalt of je wel of geen ‘realiteitsbesef’ hebt. En als je geen besef meer hebt van de psychiatrische realiteit, dan ga je er deel van uitmaken.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een psychoot doorleeft vragen die andere mensen alleen bij wijze van kroeggesprek hebben of waarmee filosofen zich beroepshalve bezighouden: hoe weet ik dat er iets buiten deze isoleercel bestaat? Leef ik alleen in mijn eigen droomwereld? Moet hier voor e

Wouter Kusters in Twentsche Courant Tubantia, 19 juni 2005

De dan twintigjarige Wouter Kusters krijgt een psychose en gaat daarna op zoek naar beschrijvingen en duidingen van de ervaring van waanzin. Tot zijn teleurstelling vindt hij zelfs bij Louis Althusser, de Franse filosoof die in een vlaag van gekte zijn vrouw vermoordde, niet eens een beschrijving van de gebeurtenis zelf, laat staan een werkelijke doordenking van de psychotische ervaring. Althusser beperkt zich tot een psychoanalytische zelfanalyse. ‘Dan moet ik zelf maar beschrijven wat die ervaring inhoudt,’ denkt Kusters. Het resultaat is Pure waanzin (2004), waarin hij op nuchtere wijze zoekt naar ervaringsverslagen en filosofische interpretaties van wat een psychoot doorleeft. Het boek bevat bovendien naast elkaar reconstructies van zijn eigen ervaringen en de verslagen van zijn verzorgers en behandelaars. Zo beschrijft hij een extatische belevenis in de isoleercel: ‘Ik word overspoeld door de aanwezigheid van alles en raak in verrukking; sprakeloos en woordeloos. Uit deze verrukking word ik losgerukt als een ploegje verplegers langskomt.’ Later leest hij in zijn dossier dat die verplegers op dat moment van bewustzijnsverbreding over hem schrijven dat hij juist een bewustzijnsvernauwing heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media