Methode

Wie lange tijd een goede advocaat is geweest behoeft daarom nog niet een betere rechter te zijn.

René Descartes in Over de methode (1637, 1987)

Aan het slot van zijn betoog over de methode van het denken merkt Descartes (1596–1650) op dat hij nog bijna nooit een criticus is tegengekomen die zijn opvattingen strenger of rechtvaardiger beoordeelde dan hijzelf. Bezwaren die ertegen zijn denkbeelden werden opgeworpen had hij zelf vaak allang bedacht. Ook is hem opgevallen dat er in de debatten op de universiteiten nooit nieuwe waarheden worden ontdekt. Daar wil iedereen alleen maar winnen en komt het nooit tot het afwegen van argumenten. Daar vind je dus misschien wel goede ‘advocaten’ van opvattingen, maar nog niet een rechter die tot een wijs oordeel komt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niets is zo volledig in onze macht als ons denken.

René Descartes in Over de methode (1637)

Een van de redenen waarom René Descartes (1596–1650) wel de ‘vader van de moderne filosofie’ wordt genoemd, is dit werk waarin hij zijn methode van de twijfel uiteenzet. Overigens heeft hij daar weinig pretenties mee: hij wil alleen laten zien hoe hij zelf te werk is gegaan.
Hij vertelt hoe hij hoopte in zijn opleiding allerlei zekerheden te leren, maar het tegendeel was het geval: het enige waar hij van overtuigd raakte, was zijn onwetendheid. Omdat je nu eenmaal niet met handelen kunt wachten tot je uitgetwijfeld bent, heeft hij een ‘voorlopige moraal’ nodig, een paar leefregels. Ten eerste besluit hij zich te houden aan de wetten en gewoonten van zijn land en de godsdienst waarmee hij is opgegroeid, en zich verder ‘te houden aan de meest gematigde en de minst extreme opvattingen’. Zijn tweede stelregel is dat hij zal volharden in eenmaal genomen beslissingen, als een verdwaalde reiziger, die ook niet moet gaan dolen door het woud maar één richting aan moet houden. Ten slotte neemt hij zich voor ‘altijd te trachten mijzelf en niet het noodlot te bedwingen; mijn wensen en verlangens te veranderen en niet de loop der dingen’. Net als de stoïcijnen en veel andere filosofen denkt hij namelijk toch iets zeker te weten: dat wij tenminste ons denken in onze macht hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De filosofie begint met zichzelf.

Elisabeth de Schipper in Heimgeführt. Über Aporie und Wirklichkeit (2010)

In de inleiding op haar boek over aporie en werkelijkheid neemt de Nederlandse filosofe Elisabeth de Schipper (1953) de lezer meteen mee de diepte in. Zij citeert Hegel, die in de inleiding op zijn Wissenschaft der Logik beweert dat er in de filosofie in het algemeen en de logica in het bijzonder geen ‘inleiding’ in de zin van voorafgaande filosofische bespiegelingen kan bestaan. Zou je bijvoorbeeld in die inleiding spreken over de methode (de logica) die je gaat gebruiken, dan heb je het eigenlijk ook al over het onderwerp (de logica) dat je wilt bespreken.
De Schipper gaat echter nog een stap verder. Volgens haar is er helemaal geen methode nodig. Toch is het voor haar ook niet voldoende om, zoals Derrida, de idee van een methode te deconstrueren. Dat is een weg die zij ook niet kan en wil gaan: ‘we begaan überhaupt geen weg, we blijven thuis.’ ‘Om dat wat zich voordoet, zich te laten voordoen, is ieder denken van een weg, een route of een methode een hindernis, een valstrik.’ Daarom kan er in haar inleiding ook geen sprake zijn van een inleiding: ‘wij leiden de lezer rond in een veld waarin hij zich reeds bevindt.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media