Verbrugge

In de verabsolutering van de individuele vrijheid van de persoon met zijn eindeloze behoeften en verlangens kweekt onze samenleving cultuurloos gepeupel dat zich asociaal en gewelddadig manifesteert.

Ad Verbrugge in Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift (2004)

Volgens de Nederlandse filosoof en politiek activist Ad Verbrugge (1967) moeten we bij de (Hegeliaanse) term ‘gepeupel’ niet alleen denken aan het armlastige deel van de samenleving. Ook de rijkdom kent zijn gepeupel. Het ontstaan van gepeupel hangt veel meer samen met wat Verbrugge ‘cultuurverlies’ noemt. In steeds meer Nederlandse milieus is het hele idee van een ‘gemeenschap’ verdwenen. Deugden als rechtschapenheid, gemeenschapszin, eergevoel en verantwoordelijkheidsbesef hebben daar geen betekenis meer.
Het gaat er dus niet om dat die mensen niet meer naar het theater of een museum gaan, maar dat zij niet meer opgroeien in een beschaving die zorgt voor de ‘zedelijke ontwikkeling van haar burgers, zodat dezen zich lid weten van een gemeenschap en hun leven mede daarop afstemmen’. Tegenwoordig is het zelfs in kringen van de intelligentsia gebruikelijk om dan vooral te wijzen naar allochtonen (‘kutmarrokanen’), maar volgens Verbrugge is het eerder precies andersom: ‘een samenleving die door haar cultuurverlies zelf desintegreert, kan moeilijk de voorwaarden scheppen voor integratie van allochtone bevolkingsgroepen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media