Doodsangst

Hoewel de dood zelf ons kan vernietigen, kan het idéé van de dood ons redden.

Irvin D. Yalom in Dicht bij het einde, terug naar het begin – Memoires van een psychiater (2017)

Juist vanwege zijn eigen doodsangst houdt de existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931) zich veel bezig met onze sterfelijkheid. Hij begeleidde groepen terminale patiënten en schreef erover, onder meer in Tegen de zon inkijken. In zijn autobiografie noemt hij een oefening die hij vaak toepast om zijn patiënten te helpen hun leven te veranderen: zet een streep op papier, waarbij het begin staat voor je geboorte en het eind voor je dood. Zet een kruisje bij waar je nu bent, en sta daar uitgebreid bij stil. Het gaat erom op je sterfbed zo min mogelijk te hoeven betreuren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De zon noch de dood kun je in de ogen kijken.

François de La Rochefoucauld, geciteerd in Irvin D. Yalom – Tegen de zon in kijken (2008)

Het citaat van De La Rochefoucauld is het motto van Yaloms boek over ‘doodsangst en hoe die te overwinnen’, en in zijn nawoord komt hij erop terug. Het volksgeloof wil inderdaad dat het schadelijk voor je gezondheid is om tegen de zon of de dood in te kijken. Tegen de zon in kijken zou Yalom inderdaad niemand aanraden, maar in het boek pleit hij voor ‘een standvastige blik recht in het gezicht van de dood’. Yalom was gewend dat collega’s en vrienden altijd zeer geïnteresseerd waren in wat hij aan het schrijven was, maar dat gold niet voor dit boek. Als hij vertelde waar dit boek over ging, viel het gesprek stil. Yalom vindt echter dat je doodsangst net zo moet behandelen als andere angsten, want ontkenning van die ‘waarheid van het leven’ perkt ons innerlijk in, maakt onze blik onscherp en stompt ons denkvermogen af.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sommigen weigeren de lening van het leven te aanvaarden om de schuld van de dood te vermijden.

Otto Rank in Will therapy (1930)

De existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom schrijft in zijn boek over doodsangst (Tegen de zon inkijken), waar hij zelf ook aan lijdt, dat sommige mensen geneigd zijn zich zo ongevoelig mogelijk te maken en niet van het leven te genieten uit angst dat ze dan te veel te verliezen hebben. Hij verwijst in dat verband naar het citaat van Otto Rank, de eerste betaalde kracht van de psychoanalytische beweging van Sigmund Freud.

Hij brengt daar een belangrijke dynamiek naar voren, namelijk die tussen ‘doodsangst’ en ‘levensangst’. Elk mens streeft ernaar zichzelf te ontwikkelen, uit te groeien tot een individu dat zijn of haar potentieel kan verwezenlijken. Maar dit brengt ook nieuwe ‘levenszorgen’ met zich mee. Want wie vrij is, is ook verantwoordelijk voor wat hij of zij doet. En wie vrij is en zelf zin aan het leven moet geven, is daarin ten diepste eenzaam. Om met deze levensangst om te gaan, zoeken mensen troost in versmelting met een ander. Maar de dreiging die ander te verliezen, kan weer doodsangst oproepen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We moeten leren datgene te willen dat er gewoon al is en gebeurt.

parafrase van Epictetus in Marja Havermans, Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)

De antieke stoïcijnse levenskunst kent momenteel een grote populariteit, en er verschijnen vele boeken waarin het denken van met name de jonge Stoa, zoals dat van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus, uit de doeken wordt gedaan. Heel pregnant gebeurt dat in het openhartige en ontroerende boek van Marja Havermans over de negen maanden waarin zij en haar man moesten leven met de wetenschap dat hij terminaal ziek was. Zij doet verslag van het dagelijks leven met dit doodsvonnis én van de manier waarop zij allebei, met behulp van de stoïcijnse filosofie, probeerden om te gaan met dit onontkoombare feit. Maar als Epictetus stelt dat je je lijden kunt opheffen door gewoon iets anders te willen, is dat haar ‘een brug te ver’. Zij zou dan immers moeten ‘willen’ dat haar man Paul overlijdt. Dat ‘onwilbare’ te willen is haar niet gelukt. Wat haar betreft is het ‘hoogst bereikbare de dood te aanvaarden als iets waarop je geen invloed hebt’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een goed aforisme is te hard voor de tand des tijds en wordt in geen millennia verteerd, al dient het elke tijd tot voeding.

Friedrich Nietzsche in Menselijk, al te menselijk (1878, 1980)

Volgens Irvin D. Yalom is Friedrich Nietzsche de ‘grootste aforist aller tijden’. Hij schreef ook een (fictief) boek waarin Nietzsche een van de hoofdpersonages is: Nietzsches tranen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat hij ook Nietzsche citeert als het gaat om een kernachtige omschrijving van wat een aforisme is (zie het citaat). Daar voegt Nietzsche nog aan toe dat het aldus de grote paradox van de literatuur is: ‘het onvergankelijke te midden van het veranderende, het voedsel dat geen aanzien zal kwijtraken, zoals zout, en nooit zijn smaak verliest.’

Volgens Yalom kunnen we daarom onze angsten, en met name die voor de dood, onder meer te lijf gaan met pakkende gedachten van een groot denker. Deels komt dat doordat we troost vinden in de ontdekking dat grote geesten hebben geworsteld met dezelfde zorgen als wij, deels omdat ze laten zien dat wanhoop in kunst kan worden omgezet.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Het besef dat al onze ervaringen gedoemd zijn verloren te raken is de aangewezen manier om het leven naar waarde te schatten, mededogen met anderen te voelen en diepe liefde te koesteren.

Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)

Mede door zijn studie van de filosofie komt de psychiater en existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom tot de conclusie dat ieder mens zijn houding moet bepalen ten opzichte van vier fundamentele ‘levenszorgen’: sterfelijkheid, vrijheid/verantwoordelijkheid, isolement en zinloosheid. Zelf heeft Yalom het meest last van doodsangst. Op latere leeftijd verzamelt hij in Tegen de zon inkijken (2008) alle manieren die hij in de loop der jaren heeft gebruikt om die te bezweren.

Uiteindelijk meent hij dat het besef dat we sterfelijk zijn weliswaar zeer beangstigend kan zijn, maar dat we dat besef juist niet moeten onderdrukken. Door dat besef kunnen we ‘die duisternis met onze levensvonk laten versmelten, en het zal ons leven zo lang we dat nog hebben alleen maar krachtiger maken’. Onder meer in de steungroepen van terminale patiënten, die hij jarenlang begeleidde, heeft hij ervaren dat mensen nog laat in hun leven aanzienlijke positieve veranderen kunnen doormaken. ‘Het is nooit te laat. Je bent nooit te oud.’

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Zelfbewustzijn is een schitterend geschenk … maar we betalen er een hoge prijs voor: de wond van de sterfelijkheid.

Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)

Voor de Amerikaanse existentieel psychotherapeut Yalom is het besef dood te moeten gaan de grootste ‘levenszorg’. Alles wat hij ooit heeft bedacht om zijn patiënten én zichzelf daarmee te leren omgaan heeft hij bijeengebracht in Tegen de zon inkijken.

Aan de ene kant meent Yalom dat het besef van sterfelijkheid kan zorgen dat we ons leven veranderen om later geen spijt te krijgen. Hij sluit daarvoor aan bij onder andere Heidegger, die meende dat je alleen authentiek kunt leven als je de angst voor de dood toelaat. Maar volgens Yalom kunnen we ons niet op elk moment van ons leven ten volle bewust zijn van die verschrikking. Dat zou net zoiets zijn als proberen ‘tegen de zon in te kijken’. Daarom moeten we methoden verzinnen om die angst voor de dood te temperen, al zullen we die nooit volledig kunnen temmen. Een van de manieren die hij (ook zijn patiënten) aanraadt is (klassieke) filosofen lezen voor wie filosoferen vooral leren te sterven is, zoals Epicurus en Seneca. Zij ‘verzorgen’ de wond van de sterfelijkheid.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

De fysieke kant van de dood betekent weliswaar ons einde, maar de idee van de dood is onze redding.

Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)

De vier ‘levenszorgen’ waar volgens de Amerikaanse existentieel psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931) ieder mens mee te kampen heeft zijn sterfelijkheid, vrijheid, isolement en zinloosheid. Zelf wordt hij het meest geplaagd door angst voor de dood. Alle ideeën die hij in de loop der tijd heeft ontwikkeld om zijn patiënten én zichzelf te leren omgaan met het gegeven dat aan ieders leven een einde komt, heeft hij bijeengebracht in Staring at the Sun – Overcoming the Terror of Death (vertaald als Tegen de zon inkijken). Daarin maakt hij onder andere veel gebruik van de gedachten van zijn favoriete filosofen, zoals Nietzsche, Schopenhauer, maar vooral Epicurus, die zei: ‘Wanneer wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer.’ Voor Yalom een geruststellende gedachte.
In het citaat wijst hij op een andere manier om doodsangst te overwinnen. De gedachte aan de onvermijdelijkheid van de dood kan ons namelijk ook de ogen openen en ons aanzetten ons leven voller te leven, om er ‘het beste van te maken’, zodat we geen spijt hebben als het eenmaal zover is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als we ons beschermen … tegen een te intens of te snel leven … voelens we ons schuldig vanwege het ongebruikte leven, het ongeleefde leven in ons.

Otto Rank in Will therapy (1929-1931)

Gewoonlijk voelen we ons schuldig als we iets hebben gedaan wat een ander schaadt, of daarover hebben gefantaseerd. Maar volgens de Oostenrijkse psychoanalyticus-van-het-eerste-uur Otto Rank (1884–1939) is er nog een andere bron van schuldgevoelens: jezelf schade aandoen, doordat je er niet in slaagt het leven te leven dat je is toebedeeld. Volgens Rank kiest iemand voor de ‘neurotische levensstijl’ om te ontsnappen aan doodsangst. De neuroticus weigert ‘de lening van het leven’ om ‘de schuld van de dood’ niet te hoeven betalen. Door de doodsangst te onderdrukken, ga je echter niet alleen van binnen al een beetje dood, maar word je geplaagd door wat Yalom ‘existentiële schuld’ noemt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

… echte nederigheid / De hoogste deugd, moeder van allemaal

Alfred, lord Tennyson in ‘The Holy Grail’ uit Idylls of the King (1859-1885)

Er zijn verschillende klassieke rijtjes deugden, oftewel ‘gesteldheden die weten te kiezen en het op ons afgestemde midden houden, hetwelk bepaald wordt door de rede en wel zo, als de verstandige mens dat zou bepalen’ (Aristoteles, Ethica Nicomachea, boek 2, hoofdstuk 6). Om te beginnen zijn er de vier kardinale deugden van de klassieke oudheid: wijsheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en moed. En dan zijn er de christelijke deugden van geloof, hoop en liefde (‘maar de grootste daarvan is de liefde’, 1 Kor. 13:13), die in de katholieke traditie worden gecombineerd met de klassieke deugden tot de tegenhangers van de zeven hoofdzonden.
In de Griekse tragedies is de grote zonde die de held ten val brengt vaak hybris, overmoed of hoogmoed, met name ten opzichte van de goden. In de eerdergenoemde traditie staat daar de deugd van de (Griekse) phronesis of (Latijnse) prudentia tegenover, die behalve als wijsheid ook wel vertaald worden als voorzichtigheid of verstandigheid. In die laatste betekenissen klinkt nog sterker de verwantschap met nederigheid door: weten wat je te doen staat, maar ook wanneer je je plaats moet kennen. Misschien is dat wel de verklaring voor de bevinding (Pelin Kesebir in Journal of Personality and Social Psychology, april 2014) dat wie nederig is, minder angst voor de dood kent.


Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als je je in een gevaarlijke situatie bevindt moet je nooit iets verwachten. Wat als er dit gebeurt? Wat als er dat gebeurt? Er is nog niets begonnen en je bent je al helemaal aan het voorbereiden – voor niets! Je moet een rustige geest hebben. Verwachtin

Andrew Lum in Diary of the Way. Three Paths to Enlightenment (red. Ira Lerner, 1976)

Tai-chimeester Andrew Lum wordt geciteerd in het boek waarin Robert Pater deze en vele andere inzichten uit de martial arts samenbrengt om managers te ondersteunen bij de strijd op de markt (Leading from within, 1999). Om angst te overwinnen moet je je oefenen in het beheersen van je eigen houding tot de dingen. Door deze zelfbeheersing kun je de basis leggen voor een ‘moedige geest’. Nu is moed volgens veel filosofen een van de belangrijkste deugden, maar de moderne westerse mens heeft die in hele andere situaties nodig dan in de oudheid. Voor de oude meesters van de filosofie en die van de vechtkunst was de eerste en belangrijkste stap bij het ontwikkelen van de deugd van de moed het overwinnen van de angst voor de dood. Volgens Pater gaat het bij deze deugd tegenwoordig om de moed om te falen, de moed om ‘onzichtbaar’ te zijn (en niet de hele tijd bezig te zijn met je imago of erkenning), de moed om ‘het weg te geven’ (te delegeren) en de moed om te scheppen (en niet bang te zijn om buiten te worden gesloten of om belachelijk gevonden te worden).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media