Bestaan

Taal is geen gevangenis; het is een vorm van bestaan.

Humberto R. Maturana in gesprek met Bernhard Poerksen in From being to doing – The origins of the biology of cognition (2004)

Volgens bioloog Maturana (1928-2021) is taal een manier van (samen) leven. Er wordt wel gezegd dat taal een ‘gevangenis’ is waar we niet uit kunnen ‘ontsnappen’, maar dat suggereert dat er een andere plaats bestaat, een plaats voorbij de taal, ook al kan die nooit gevonden worden. Maturana vindt dat een zinloze aanname. Dat geldt ook voor de vergelijkbare gedachte dat er iets buiten het universum zou bestaan. ‘Het universum is waar ik ook maar naartoe ga. En wij bewegen ons daarin onlosmakelijk verbonden met elkaar.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Bestendigheid is zelf niets anders dan een trager dansen.

Montaigne in Essais (III.2)

Volgens de Franse denker en politicus Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) is er geen enkel bestendig bestaan. Dat geldt zowel voor de objecten om ons heen als voor ons eigen leven. Wij en onze oordelen ‘deinen en stromen onophoudelijk’, net als alle vergankelijke dingen. Wij kunnen geen contact maken met het eeuwige zijn, omdat we ons altijd bevinden tussen geboren worden en sterven. Als je probeert met je denken grip te krijgen op het wezen van dat zijn is dat net zoiets als water willen vastgrijpen. ‘De gehele wereld is in beweging. Alle dingen daarin dansen zonder onderbreking heen en weer: de aarde, de rotsen van de Kaukasus en de piramides van Egypte.’ Dat we soms de illusie hebben dat dingen een zekere duurzaamheid hebben, komt dat omdat hun dans te traag voor ons is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Onbeduidendheid (…) is de essentie van ons bestaan.

Milan Kundera in Het feest der onbeduidendheid (2013)

Tijdens een wandeling door de Jardin du Luxembourg komt een van Kundera’s hoofdpersonen, Ramon, zijn oud-collega en vriend D’Ardelo tegen. Deze laatste heeft net gehoord dat hij, in tegenstelling tot een eerdere diagnose, toch niet zal sterven aan kanker. Hij verzwijgt dat evenwel voor Ramon en laat het feestje doorgaan dat hij als een ware stoïcijn gepland had omdat het leven toch gevierd moet worden.

Net als bij De ondraaglijke lichtheid van het bestaan kiest Kundera hier voor een paradox in de titel. Want waarom zou je de onbeduidendheid vieren? Dat doe je toch alleen met bijzondere dagen of verdiensten? Na het feestje komen Ramon en D’Ardelo elkaar weer tegen en zegt de eerste tegen de laatste dat de onbeduidendheid de essentie van het bestaan is. ‘Ze is zelfs daar waar niemand haar kan zien. In gruwelen, in bloedige gevechten, in de vreselijkste rampen. We moeten de onbeduidendheid niet alleen herkennen, we moeten van haar houden, van haar leren houden. Hier, in dit park, voor onze neus, kijk, hier is ze in alle vanzelfsprekendheid aanwezig.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De ware weg loopt over een koord dat niet meer hoog in de lucht is gespannen maar vlak boven de grond. Het is eerder zo dat mensen erover struikelen dan dat ze erover lopen.

Franz Kafka in Betrachtungen über Sunde, Leid, Hoffnung und den wahren Weg

Dit is het eerste aforisme van een reeks die Franz Kafka (1883–1924) op grond van zijn aantekeningen zelf samenstelde en rangschikte. In Je moet je leven veranderen brengt Peter Sloterdijk dit citaat in verband met een scène uit Aldus sprak Zarathoestra. Daarin beschrijft Friedrich Nietzsche hoe Zarathoestra een dodelijk ten val gekomen acrobaat als zijn eerste leerling aanneemt. De acrobaat heeft namelijk van het gevaar zijn beroep gemaakt en ‘daar is niets verachtelijks aan’. Hoewel hij nu met zijn beroep te gronde gaat, wil Zarathoestra hem ‘met zijn handen begraven’. De acrobaat is precies de figuur die model staat voor de poging van mens ‘Übermensch’ te worden, wat je misschien beter kunt vertalen als ‘voorbij-mens’ dan supermens. Zoals Nietzsche ook al heeft gezegd dat de mens een koord is geknoopt tussen mens en Übermensch.
Maar voor Kafka is het vinden van de ware weg zelf al moeilijk genoeg. Mensen hoeven niet de hoogte in om gevaarlijk te leven: ‘bestaan als zodanig is een acrobatische prestatie, en niemand kan met zekerheid zeggen welke opleiding de voorwaarden levert die ons in staat stellen ons in deze discipline te bewijzen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De beweging is on- / veranderlijk

Jules Deelder in Het graf van Descartes (2013)

In een reeks gedichten waarin hij speelt met Descartes’ beroemde uitspraak ‘ik denk dus ik ben’, beweert de Rotterdamse nachtburgemeester en dichter Jules Deelder (geb. 1944) dat ‘ik sta dus ik ben’ (cursivering TM) in het Nederlands meer zegt ‘over wezen en / zijn dan Descartes / ooit bedenken kon / in het Latijn’. Maar volgens Deelder zou ‘Ik staat’ nog beter zijn, want ‘Zonder standpunt / ben je nergens’. En, gaat hij verder:
Op een beweeglijk
standpunt sta je
het sterkst
De beweging is on-
veranderlijk

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Iedereen die niet door de kwantumtheorie gechoqueerd wordt, heeft er niets van begrepen.

Niels Bohr, geciteerd door John Gribbin in Op zoek naar Schrödingers kat. Quantumfysica en de werkelijkheid (1985)

Niels Bohr (1885-1962) is een van de grondleggers van de kwantumtheorie, een theorie die Einstein ‘ketters’ vond. Een theorie die beweerde dat de werkelijkheid de resultante was van de opgetelde uitkomsten van toevallige gebeurtenissen op kwantumniveau, mocht van hem niet deugen: ‘God dobbelt niet.’ Het aardige van natuurwetenschap is, dat er soms jaren later technische of conceptuele mogelijkheden ontstaan om oude controverses experimenteel te toetsen. Dat gebeurde met de controverse tussen Einstein en de Kopenhaagse interpretatie van de kwantumverschijnselen uiteindelijk in 1982, door de Fransman Alain Aspect. Hij ontwierp een reeks cruciale experimenten met als paradoxale uitkomst dat elementaire deeltjes hun eigenschappen pas ‘aannemen’ als ze worden gemeten. Kon in de oude metafysica slechts gedacht worden in termen van ‘zijn of niet-zijn’, na deze experimenten wordt het mogelijk om te denken in termen van ‘bestaan’ als een soort relatieve eigenschap. Als je kind vraagt of Sinterklaas bestaat, hoef je niet meer te kiezen tussen ‘ja’ of ‘nee’. Het is wetenschappelijk verdedigbaar om te zeggen: ‘in zekere mate.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

… een natuur zonder mensen … Het gaat niet! Het gaat helemaal niet: ik heb het weer, dat rotgevoel, de Walging.

Jean-Paul Sartre in Walging (1938, 2005)

De eerste roman van Jean-Paul Sartre (1905-1980) kreeg zijn titel van zijn uitgever Gaston Gallimard. Sartre zelf had het boek Melancholia genoemd. Walging ‘is de ervaring van het absolute, van de dwaze onverzettelijkheid van de wereld, want bestaan, dat is er zijn, zomaar, en zodra we ons daar bewust van worden, kunnen we niet meer ontsnappen aan die walging’.

In het jaar 2011 werd verslag gedaan van onderzoek naar het menselijke vermogen om van iets te walgen. Dat vermogen beschermt mensen tegen ziektes, namelijk doordat de walging ervoor zorgt dat we uit de buurt blijven van poep, lichaamsvocht en bedorven voedsel, waarin ziekteverwekkers kunnen zitten. Zelfs de lagere dieren kennen al een dergelijk beschermingsmechanisme. De Britse onderzoekster Valerie Curtis vertelt in het tijdschrift Philosophical Transactions of the Royal Society dat het vermogen om te walgen ook van invloed lijkt te zijn op onze moraal. ‘De vorming van simpele regels die voorkomen dat je andere mensen ziek maakt met je uitwerpselen, is een van de manieren waarop de menselijke moraal kan zijn ontstaan’, aldus Curtis.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

En weet je wat theorieën zijn? Het geknars van een kruiwagen, het ruisen van de wind in de bomen. Als de kruiwagen niet knarst, blijft het toch precies dezelfde kruiwagen en als er geen wind is, ritselen de blaadjes van de bomen niet. Maar het blijven dez

W.F. Hermans in Au pair (1989)

Het blijft altijd merkwaardig dat de schrijver W.F. Hermans in Nederland zoveel bewonderaars heeft. Zijn hele oeuvre is gebaseerd op, vaak zeer particuliere, wrok en een visie op mens en leven waar je niet oud mee wordt (als je er consequenties aan zou verbinden). In het buitenland is het ook nooit veel met hem geworden. Misschien waren zijn bewonderaars vooral bang voor hem, en zijn ze dat nu nog voor zijn geest.
In Au pair, een van zijn laatste romans, gebeurt er echter iets merkwaardigs met de schrijver. Ook dit boek bevat weer veel welbekende reactionaire meninkjes, maar het verhaal wordt gered omdat Hermans ingrijpt in zijn eigen creatie. In tegenstelling tot de eerste moderne roman, Madame Bovary, waar Flaubert toekijkt hoe zijn hoofdpersoon te gronde gaat, kan Hermans het niet aanzien. Op de laatste bladzijden ontmoet de hypochondrische maagd Paulina – de au pair uit de titel – in Parijs een oude man in wie we Hermans herkennen. Hij heeft haar gered, misschien wel omdat hij – in weerwil van zichzelf – een beetje van haar was gaan houden …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media