Tillich

Er bestaat geen gelovige houding op zich.

Paul Tillich in Religionsphilosophie (1959)

De gedachte dat er zoiets zou bestaan als een gelovige houding of handelwijze of gelovig gedrag (Verhalten) op zichzelf, komt volgens de Duits-Amerikaanse lutherse predikant en hoogleraar theologie en filosofie Paul Tillich (1886-1965) voort uit drie misverstanden over geloven. De intellectualistische misvatting is dat geloven neerkomt op het instemmen met de overgeleverde en door de Kerk gedefinieerde geloofswaarheid. Atheïsten denken daarom dat ze klaar zijn als ze die laatste licht belachelijk hebben gemaakt. Omdat die geloofswaarheid inderdaad niet te bewijzen is, rest de gelovige niets anders dan de voluntaristische misvatting aan te gaan hangen, dat geloven een kwestie is van gehoorzaamheid (‘gij zult niet twijfelen’). Als de instanties die men moet gehoorzamen vervolgens ‘alles doen wat God verboden heeft’ (van zelfverrijking tot kindermisbruik) lopen de kerken leeg, en rest de gelovige niets dan de emotionalistische misvatting dat geloven een ‘gevoel’ is (dat er meer is tussen hemel en aarde).
Om te komen tot een beter begrip van geloven, maakt Tillich onderscheid tussen voorlopige bekommernissen (concerns) en de onvoorwaardelijke bekommernis. De eersten zijn die van alle publieke domeinen van onze cultuur, zoals rechtspraak, onderwijs en economie. Daar worden geschillen uitgevochten, daar wordt les gegeven, daar wordt voor onze behoeften gezorgd. Maar in al die voorlopige bekommernissen gaat het, als het goed is, ook steeds om het onvoorwaardelijke: rechtvaardigheid, opvoeding, leven. Wie het goede doet, gelooft (blijkbaar).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media