Verveling

Verveling is de doodsvijand van de moderne mens.

Wilhelm Schmid in Gelatenheid (2014, 2015)

De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid is van 1953 en als hij begin zestig is, vindt hij het tijd om te reflecteren op het ouder worden. De juiste levenshouding voor het derde en vierde kwart van je leven is volgens hem gelatenheid. Daar kom je in tien stappen. De derde stap betreft de waardering van gewoonten, waarmee we energie besparen omdat die ons in staat stellen ons te ‘laten leiden door alles wat daarin al bepaald is’. Gewoonten zijn overigens in elke levensfase van belang, maar helaas kenmerkt de moderne tijd zich door ‘gewoontevijandigheid’. Terwijl ook zij die graag ‘druk, druk, druk’ zijn toch moeten erkennen dat gewoonten een ‘weldadige time-out’ mogelijk maken van de talloze beslissingen die we toch al moeten nemen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat is een goed recept voor concentratie?

Joke J. Hermsen in Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst (2009)

Joke Hermsen ontdekt dat ze in een vakantieachtige omgeving in Italië productiever is dan in haar werkkamer thuis. Daar hoort ook bij dat ze voor de vorm achter een bureau gaat zitten, maar vaak urenlang ligt te mijmeren en half te slapen op de bank. Maar na een paar uur weet ze plotseling hoe ze verder moet en heeft het lanterfanten haar juist verder gebracht. Ze komt uiteindelijk tot een ‘bereidingswijze’ voor concentratie met acht ‘ingrediënten’:
1. Vertrekt naar een plek die je niet of nauwelijks kent.
2. Zorg ervoor dat er geen internet, televisie of radio is.
3. Ga niet de hele dag op stap.
4. Laat je niet uit je dagritme halen door bezoek.
5. Zorg voor een kamer met uitzicht.
6. Richt je aandacht op slechts één project.
7. Geef toe aan de verveling.
8. Verstop de klok en maak de tijd cyclisch.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Om de omgang aangenaam te maken moet iedereen zijn vrijheid behouden.

François de La Rochefoucauld in Réflexions ou sentences et maximes morales (1665)

De aristocratische Rochefoucauld maakte zich weinig illusies over de deugdzaamheid van de gemiddelde mens. Wat hem betreft zat daar eigenlijk altijd menselijke ijdelheid en eigenliefde achter. Het was voor hem echter geen reden om het gezelschap van anderen te mijden. Net als iedereen verlangt hij ernaar, alleen wil hij wel ‘alle middelen aanwenden om het aangenaam en duurzaam te maken’. Daartoe moeten we elkaar niet te veel verplichtingen opleggen: je zoekt samen verstrooiing of je gaat je gezellig zitten vervelen. Maar als iemand daarbij wegloopt, moet je hem dat ook niet kwalijk nemen. Hij waarschuwt dat het goed is om te bedenken dat je vaak te veel bent, zonder dat je daar het ‘flauwste vermoeden’ van hebt. Het is dus zaak goed op kleine signalen te letten of je iemand niet eigenlijk aan het lastigvallen bent.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Als de verveling je bezoekt, ga er dan in onder.

Joseph Brodsky in ‘De lof der verveling’ (Ned. vert. in Optima, 53, 1997)

Iedereen wordt onvermijdelijk gekweld door verveling, meent de Russisch-Amerikaanse dichter Joseph Brodsky. Zelfs je vrienden, je geliefde en jijzelf gaan je uiteindelijk vervelen. De meest mensen zijn dan geneigd voor de verveling op de vlucht te gaan: verhuizen, een andere baan of een nieuwe liefde. Anderen blijven zitten waar ze zitten, maar ontsnappen aan de saaiheid van hun bestaan met alcohol, almaar nieuwe cursussen of een therapie. Maar uiteindelijk zul je ook dan op zekere dag weer wakker worden met hetzelfde lusteloze gevoel. Dan kun je weer van voren af gaan beginnen met haastige veranderingen, maar volgens Brodsky is er nog een andere, ‘heldere en goedkope’, manier om de verveling het hoofd te bieden: ‘Verdrink erin, ga tot de bodem.’ In de bewust doorleefde verveling weerspiegelt zich de ‘pure, onversneden tijd in al zijn zinloze, eentonige glorie’. En dat is, zo denkt Brodsky, alleen maar goed voor je ‘geestelijk evenwicht’. En misschien ook wel voor de rest van de mensheid, die nog al te lijden heeft onder al die mensen die op luidruchtige, of zelfs gewelddadige, wijze bezig zijn de verveling te verdrijven.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Vrije tijd zonder studie staat gelijk aan de dood: het betekent voor de mens levend begraven zijn.

Seneca in Epistulae (82, par. 3)

In zijn Bespiegelingen over de levenskunst citeert Arthur Schopenhauer (1788–1860) veelvuldig de klassieken, waaronder Seneca (ca. 4 v.Chr.–65 n.Chr.), om zijn betoog te onderbouwen. Volgens Schopenhauer is ons dagelijks leven ‘vervelend en flauw’, tenminste wanneer het niet door hartstochten – tegenwoordig zegt men wel ‘passies’ – wordt beroerd. Het probleem is dat hartstochtelijk leven al gauw op leed uitdraait en voor Schopenhauer is geluk de afwezigheid van lijden (en kan het nooit meer zijn dan dat). Daarom zijn volgens Schopenhauer ‘alleen diegenen gelukkig die naast de voor de diensten aan de wil benodigde hoeveelheid intellect nog een extra dosis hebben meegekregen’. Zij kunnen namelijk daarmee naast hun alledaagse leven ook nog een intellectueel leven leiden, dat hen op een pijnloze manier vermaakt. Vrije tijd alleen is daarvoor niet voldoende, want zonder intellect ga je dan dood van verveling, zoals Seneca stelt. Volgens Schopenhauer beschermt een intellectueel leven niet alleen tegen de verveling, ‘maar ook tegen de verderfelijke gevolgen ervan’: slecht gezelschap en de ‘vele gevaren, ongelukken, verliezen en verspillingen waarmee men wordt geconfronteerd als men zijn geluk geheel en al in de reële wereld zoekt’. Ter illustratie verwijst Schopenhauer naar zijn eigen filosofie: die heeft hem nooit iets opgeleverd, maar wel veel ‘bespaard’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alle ellende van de mensen heeft maar één oorzaak, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven.

Blaise Pascal in ‘Over de verstrooiing’ in Gedachten (1669)

Het citaat wordt vaak zo verspreid, maar eigenlijk heeft Pascal (1623–1662) het niet over alle mensen, maar over die mensen die voldoende bezitten om rustig van te leven, maar zich druk bezig houden met hofintriges, zeereizen of het belegeren van vestingen. Blijkbaar zijn zij niet in staat het thuis naar hun zin te hebben.
Toen hij dieper doordacht kwam Pascal echter tot de slotsom dat de grondoorzaak gelegen is ‘in het feit dat wij door onze zwakke en sterfelijke toestand van nature ongelukkig zijn, en wel zo ellendig dat, als we er goed over nadenken, niets ons kan troosten’. Vandaar dat mensen zich zo afmatten om verstrooiing te vinden in het spel, de omgang met vrouwen, oorlogen of topfuncties. Het allerprettigste aan het koning zijn is volgens Pascal dan ook vooral dat iedereen je voortdurend probeert af te leiden en te vermaken. Overigens mogen we het de mensen niet euvel duiden dat ze proberen het zo druk mogelijk te hebben, alleen maken ze de fout te denken dat ze er werkelijk gelukkig van zullen worden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ook de mensen scheiden iets onmenselijks uit.

Albert Camus in De mythe van Sysifus (1942)

De bewustwording van het absurde begint met een ‘door verwondering gekleurde verveling’ bij het alledaagse bestaan van werken, eten en slapen. Die verveling is voorwaarde voor bewustwording: ik moet zelfmoord plegen of een geestelijk evenwicht vinden. Dan word je dertig en je ontdekt dat je deel uitmaakt van de tijd en niet langer verlangt naar morgen, maar dat je lichaam in de greep is van de tijd. ‘Deze opstand van ons lichaam, dat is het absurde.’ Vervolgens stuit je op de ondoorzichtigheid en vreemdheid van de wereld om ons heen, ook dat is het absurde. En dan ontdek je ook de ‘onmenselijkheid’ van de andere mensen, ‘hun betekenisloze pantomime’. Camus verwijst in dat verband naar de ervaring van walging, ‘zoals een modern schrijver het noemt’ (Sartre). Maar het is niet zo dat wij voor onszelf wel kunnen ontsnappen aan het absurde: ‘Het absurde is ook de vreemdeling die ons soms tegemoetkomt in een spiegel of de vertrouwde broer bij wie wij ons toch niet op ons gemak voelen, die wij weerzien wanneer we foto’s van onszelf bekijken.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media