Het principe van de eigenliefde is (…) misschien wel te verenigen met mijn volledige welbevinden op dit moment, maar nu is de vraag: is het juist?

Immanuel Kant, Grundlegung zur Metaphysik der Sitten (1785, ba54)

Stel dat je ernstig in geldnood zit en van iemand geldt wilt lenen. Hij zal dat alleen doen als je hem belooft het terug te zullen betalen. Je zult dat graag beloven, ook als je weet dat dat terugbetalen er waarschijnlijk niet in zit. Maar als je nog een greintje geweten hebt, zul je je toch afvragen of dat wel mag: iets beloven ten bate van jezelf, terwijl je weet dat je die belofte gaat breken. Immanuel Kant (1724-1804) vindt dan dat je je moet afvragen wat er gebeurt als je daar een ‘maxime’, een stelregel van maakt: wat gebeurt er als iedereen dat zou doen? En dan zie je meteen dat de eigenliefde in dit verband nooit als algemene wet kan gelden: niemand zou dan immers nog een belofte vertrouwen, maar daar alleen nog maar om lachen. En niemand zou meer geld kunnen lenen, ook degenen niet die het wél terug willen betalen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media