Karakter is moord.

Harry Mulisch in De toekomst van gisteren (1972)

Nadat hij begin jaren zestig zijn verslag van de rechtszaak tegen Adolf Eichmann had gepubliceerd (De zaak 40/61) begon Harry Mulisch (1927–2010) aan een roman die zich moest gaan afspelen in een wereld waarin Duitsland de Tweede Wereldoorlog had gewonnen. Onder de titel De toekomst van gisteren verscheen uiteindelijk het relaas van de mislukking van dat project. Het citaat is de titel van een paragraaf die gewijd is aan de behoefte van veel mensen om achter iemands daden een ‘karakter’, een soort eendimensionale essentie, te veronderstellen die dat gedrag verklaart, en de mens daarmee terugbrengt tot de orde van de dingen.
Mulisch citeert Rudolf Höss, commandant van concentratiekamp Auschwitz, die aan het einde van de oorlog een nieuwe opdracht krijgt. De gevangenen moeten niet meer worden gedood, maar geëvacueerd. Als Höss een soldaat een gevangene ziet doden in plaats van hem te evacueren, schiet hij die ondergeschikte ‘zonder meer overhoop’. Volgens Mulisch gedroeg Höss zich de ene keer als beul en de andere keer als ‘respectabele voorbijganger’, ‘maar wat zich als zodanig gedroeg, dat wij “Höss” noemen, is zelf niet weer zoiets als een beul of een respectabel voorbijganger, maar dat is niets. Nul.’ Net als Höss hebben of zijn wij geen karakter, geen mensen ‘uit één stuk’, maar bestaan wij eigenlijk niet. We hebben slechts maskers. ‘En geen gezicht.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Thema's:
Denkers: