Pudeo ergo sum.

F. van Raalten in Schaamte en existentie (1965)

‘Ik schaam mij, dus ik besta’, is de conclusie van Van Raalten, nadat hij zich door Sartre, Jaspers, Scheler, Nietzsche, maar vooral door Kierkegaard heeft laten inspireren: ‘Nergens is de mens zich zo sterk van zichzelf bewust als in de schaamte.’ Het menselijk bestaan wordt op gang gebracht door de ‘nooit aflatende dialectiek’ die het krijgt door de schaamte. Het doet ons heen en weer bewegen tussen een afgeremd en opgewekt gevoelsleven, verhulling en onthulling van ons lichaam, kritische terughoudendheid en geestelijke zelfverwerkelijking, een besef van eenzaamheid en verbondenheid met het heilige. ‘Schaamte is groei, leven, ontwikkeling.’ Natuurlijk is schaamte een vervelend gevoel, een ervaring van kleinheid en ontoereikendheid, maar ‘tevens een bewijs van het anders-willen, van ergernis en toorn om de mislukking’. Wie zich niet langer schaamt, leeft in feite niet meer: ‘Buiten de schaamte is de wereld van het levenloos-onpersoonlijke, van de indifferent-wetmatige natuur, van de steriele wetenschappelijkheid, van het Konzentrationslager.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media