Uit het feit dat ik niet wil dat mij iets geschiedt, volgt geenszins dat ik het anderen niet moet aandoen.

Arthur Schopenhauer in Dat ben jij – Over de grondslag van de moraal (1840, 2010)

Quod tibi fieri non vis, alteri ne feceris, oftewel: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dit gezegde wordt wel toegeschreven aan keizer Severus, maar Schopenhauer (1788–1860) vindt het maar een ‘triviale’ stelling. Er wordt immers alleen maar een ‘rechtsplicht’ in uitgedrukt en geen ‘deugdplicht’. Overigens is dat volgens hem gemakkelijk te verhelpen door ‘non’ en ‘ne’ weg te halen. Maar dan blijkt dat het neerkomt op wat Schopenhauer zelf beschouwt als het principe waar alle ethici het eigenlijk over eens zijn: neminem laede, imo omnes, quantum potes juva, oftewel: doe niemand kwaad, maar help iedereen, zoveel je kunt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Thema's:
Denkers: