Sophokles

Bezonnenheid vormt het grootste deel van het geluk

Sophokles geciteerd in Arthur Schopenhauer in De kunst om gelukkig te zijn (2011, p. 25)

Als de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788–1860) zich verspreid in zijn geschriften waagt aan het formuleren van een ‘geluksleer’ dan valt die in twee delen uiteen: regels voor onze houding tegenover onszelf en voor onze houding tegenover anderen. Daaraan voorafgaand moet je volgens hem nog wel nader formuleren waar het geluk, waar die leer toe dient, precies in bestaat:

  1. opgewektheid, een gelukkig temperament;
  2. lichamelijke gezondheid, die haast een noodzakelijke voorwaarde is voor 1., en die bevorderd wordt door ‘dagelijks minstens twee uur kwieke beweging in de frisse lucht’;
  3. geestelijke kalmte (en in dat verband citeert hij Sophokles over de ‘bezonnenheid’);
  4. (een zeer kleine hoeveelheid) uitwendige goederen, namelijk alleen de volgens Epicurus natuurlijke en noodzakelijke (bijvoorbeeld een minimale hoeveelheid eten en drinken).

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Wijsheid is het hoofdbestanddeel van het geluk. / Een leven in onwetendheid is uiterst aangenaam.

Sophokles in Antigone (1328) / Ajax (550)

In zijn Bespiegelingen over levenswijsheid breekt Arthur Schopenhauer (1788-1860) zich het hoofd over de vraag wie het gelukkigst is. Aan de ene kant heeft iemand die ‘innerlijk rijk’ is verder weinig nodig aan materiële zaken, aanzien of macht. Maar wie intellectueel begaafd is, is ook bijzonder gevoelig voor alle vormen van pijn. En zijn geestelijke grootheid vervreemdt hem van de meeste andere mensen. Daarom zegt men ook wel dat de ‘geestelijk minst bedeelden’ juist het gelukkigst zijn.
Zoals vaak gaat Schopenhauer graag te rade bij de klassieken. En dan stuit hij op diametraal tegenover elkaar liggende uitspraken, zoals die van Sophocles in de twee citaten. Maar ook als je de Bijbel erop naslaat, vind je bijvoorbeeld bij Prediker zowel ‘het leven van de dwaas is erger nog dan de dood’, als ‘want in veel wijsheid is veel verdriet’. Schopenhauer wil daarom het definitieve oordeel over deze kwestie graag aan de lezer overlaten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Liefde voelt als ijs in een kinderhand.

Sophokles, overgeleverd fragment uit De liefdes van Achilles, naar Tom Stoppard in The invention of love, geciteerd (in de vertaling) van Alberto Manguel in De bibliotheek bij nacht (2007)

Zoals het in het toneelstuk van Tom Stoppard (1937) klinkt – als een regel poëzie – heeft Sophokles het bepaald niet geschreven. Het enige overgeleverde fragment van De liefdes van Achilles luidt in werkelijkheid ongeveer zo: ‘Als buiten ijs verschijnt en jongens het pakken terwijl het nog een vaste vorm heeft, ervaren ze in eerste instantie nieuw genot. Maar uiteindelijk zal hun trots er niet mee instemmen om het weer los te laten, maar hun verovering is niet goed voor hen als die in hun handen blijft. Op dezelfde manier drijft een vergelijkbaar verlangen minnaars ertoe te handelen en niet te handelen.’
Nu is het citaat uit Stoppards toneelstuk misschien beter te vertalen als ‘liefde is als ijs in de handen van kinderen’, maar dan lijkt het nog steeds niet precies wat Sophokles heeft willen zeggen. Als we er dan toch een aforisme van zouden moeten maken, dan zouden we misschien beter kunnen zeggen: ‘Wie de liefde in eigen hand wil houden, is als een jongen die ijs in zijn knuisten wil bewaren.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media