Filosofen en rabbijnen zijn het eens: Spinoza blijft vervloekt.

Paul Steenhuis in NRC Handelsblad, 7 december 2015

In 1656 sprak de Portugees-joodse gemeenschap in Amsterdam wegens ‘gruwelijke ketterijen’ een banvloek uit over de filosoof met dezelfde afkomst: Baruch de Spinoza (Latijn: Benedictus de Spinoza; Portugees: Bento de Espinosa (of d’Espinosa) 1632-1677). Spinoza geloofde namelijk niet in de goddelijke openbaring en in een straffend en belonend opperwezen. Na bijna 360 jaar werd in 2015 in de Rode Hoed in Amsterdam gesproken over de vraag of die banvloek niet eens moest worden opgeheven.

Zowel de religieuze autoriteiten als de internationale wijsgerige experts vonden ten slotte dat daar geen aanleiding voor was. De Britse historicus Jonathan Israel, die Spinoza kroonde tot de grondlegger van de ‘radicale verlichting’ en hem daarmee ‘actualiseerde’, betoogde bijvoorbeeld dat Spinoza’s ideeën over democratie en vrijheid van meningsuiting ook in de Republiek in de ban werden gedaan. Herman Philipse vond dat die verbanning nog wel meeviel als je bedacht dat katholieke ketters in die tijd nog op de brandstapel kwamen.

De opheffing van de banvloek was dus niet nodig (Spinoza accepteerde zijn uitstoting ook zelf) en kerkrechtelijk ook onmogelijk: je moest daar binnen dertig dagen bezwaar tegen maken, en je moest spijt hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media