Zinloosheid

Als niets ertoe doet, zou het er ook niet toe moeten doen dat niets ertoe doet.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy

Een van de levenshoudingen die de existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom soms aantreft bij patiënten is een ‘kosmische visie’. Zij kijken van grote afstand naar het gedoe van de andere mensen, die ook slechts ‘broodkruimels op de rok van het universum’ zijn, en vragen zich af waarom zij zich zo druk maken om nietigheden. Bij sommige filosofen leidt dit ‘globale’ of ‘galactische’ gezichtspunt tot een pessimistische filosofie, zoals bij Arthur Schopenhauer. Hoewel ook Yalom niet gelooft in een zin van het universum, vindt hij dit gebrek aan betrokkenheid toch ook niet gezond. Hij ziet er onder andere een ‘logische inconsistentie’ in. Want als het allemaal niets uitmaakt wat je doet, maakt het ook niet uit dát het niets uitmaakt. En dus hoef je je niet uit het leven terug te trekken, maar kun je er ten volle van genieten.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Zin maakt vele dingen draaglijk, misschien wel alles.

C.G. Jung in Erinnerungen, Träume, Gedanken (1962)

Anders dan veel tijdgenoten, waaronder Freud, wil de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung (1875-1961) niet dat de overgeleverde Bijbelse en christelijke mythen worden ontmythologiseerd, waardoor ze niet langer van waarde zijn voor onze ervaring en onze taal. Van hem moeten we een mythe zien als iets wat de mens wordt ‘aangeboden’ om zich bewust te worden van de zinvolheid van zijn leven.

Voor Jung verhindert het gevoel van zinloosheid ons het leven ten volle te leven – en daarom is het wat hem betreft een ziekte. Als het ons aan zin ontbreekt, kunnen we veel minder verdragen van wat het leven voor ons in petto heeft. Om die zin te ervaren hebben we dus mythen nodig. Niet omdat God een mythe is, maar omdat de mythe de openbaring is van een goddelijk leven in de mens.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De waarheid van deze wereld, dat is de dood.

Louis-Ferdinand Céline in Reis naar het einde van de nacht (1932)

De lotgevallen van Ferdinand Bardamu, de hoofdpersoon uit Reis naar het einde van de nacht van de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (1894–1961) volgen die van de schrijver zelf nogal op de voet. Na letterlijk en figuurlijk te zijn beschadigd tijdens de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen, verblijft hij korte tijd in Afrika en Amerika, om ten slotte te eindigen als arts in Clichy, een voorstad van Parijs.

Voor zowel hoofdpersoon als schrijver geldt bovendien dat zij overtuigd zijn van de banale zinloosheid van het leven, ook al eindigen ze in een rol die het heil van de ander beoogt. Ook in zijn levensvisie is Baradamu echter geen held: ‘Je moet kiezen: sterven of liegen. Persoonlijk heb ik nooit de moed gehad om me van kant te maken.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media