Het gaat er in het onderwijs niet om dát kinderen leren, het gaat erom dat ze iets leren (inhoud), dat ze het met een bepaald oogmerk (doel) leren en dat ze het van iemand (relatie) leren.

Gert Biesta op de conferentie ‘Leider zijn’ op het NIVOZ op 24-09-2014

Deze stelling van onderwijsfilosoof Gert Biesta maakt duidelijk dat onderwijs veel meer moet doen dan met digitale of schriftelijke middelen overdragen van betrekkelijk willekeurige kennis. Om te beginnen moet je (als samenleving) vaststellen wát je wilt dat kinderen leren. Zo heeft een neoliberale maatschappij alleen maar last van mensen met historisch besef, vandaar dat het vak geschiedenis geen verplicht examenvak meer is. Het wrange is dat het juist de mensen met historisch besef zijn die weten hoe gevaarlijk het is om dat niet te hebben.

Maar ook als je het eens zou worden over de inhoud, moet je er nog in slagen om een doel van dat leren te vinden dat een kind zich ook zelf eigen kan maken. Om bij het vak geschiedenis te blijven: Harry Mulisch zei altijd dat het geschiedenisonderwijs moet beginnen met de krant van gisteren. De kans is dan groter dat interesse wordt gewekt.

En ten slotte is ook de relatie van leraar en leerling van wezenlijk belang voor goed onderwijs. De leraar is altijd meer dan klassenmanager of verhalenverteller, hij is pedagoog, hij voedt op, of hij dat nu beseft of niet. Volgens Biesta behoort daar ook toe dat hij ‘een volwassen in-de-wereld-zijn’ bevordert door kinderen te bevrijden uit het gevangen zijn in hun eigen wensen en verlangens.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media