Natuurlijk is de menselijke natuur fundamenteel goed.

Raymond A. Smullyan in Het tao is stil (1977, 1994)

Toen de wiskundige en logicus Smullyan (geboren 1919) deze stelling ooit voorhield aan een vriend, reageerde deze geagiteerd en werd zelfs een beetje boos. Volgens die vriend hoefde Smullyan alleen maar naar zichzelf te kijken om vast te stellen dat dat belachelijk was. Maar toen Smullyan dat daadwerkelijk ging doen, ontdekte hij juist dat dit zelfonderzoek twee argumenten opleverde, die de waarheid van zijn stelling aantoonden. Ten eerste twijfelde hij er geen moment aan dat hij bij zijn geboorte fundamenteel goed was. Hij herinnerde zich heel goed dat hij ‘vol vertrouwen’ in de wereld kwam en dat alles wat hij daarna aan kwaadaardige gevoelens ontwikkelde, altijd een gevolg was van een slechte behandeling door anderen. Het tweede argument luidt dat het ‘duidelijk’ is dat Smullyan zelf niet beter is dan andere mensen. Hij vindt het ondenkbaar dat mensen onderling zozeer zouden verschillen, dat andere mensen wél fundamenteel slecht ter wereld komen. Daarmee was zijn stelling bewezen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Thema's:
Denkers: