Tao

Zen leert ons niet alleen, prettig te vinden wat we doen, maar ook om onszelf te aanvaarden zoals we zijn en niet te proberen iets anders te zijn.

Raymond M. Smullyan in Het tao is stil (1977, 1994)

Maar als dat zo is (als het geval is volgens zen), wat moet ik dan als ik iets doe wat ik niet prettig vind? Als ik het tweede deel van de leer volg, moet ik mezelf aanvaarden zoals ik ben, en in dit geval is dat als iemand die iets doet wat hij niet prettig vindt. Maar als ik het eerste deel van de leer in de praktijk probeer te brengen, moet ik mezelf zo veranderen dat ik het wel leuk vind wat ik doe. Dat is evenwel weer in strijd met het tweede deel van de leer, want dan accepteer ik mezelf dus niet meer zoals ik ben. Volgens de Amerikaanse wiskundige, concertpianist, logicus, taoïstisch filosoof en goochelaar Raymond Smullyan is hier sprake van een dilemma. En hij denkt dat als hij met een dergelijk ‘dualistisch’ dilemma bij een zenmeester zou aankloppen, deze hem een klap zou geven – ‘en die zou ik dan waarschijnlijk ook verdienen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie anderen kent is wijs; wie zichzelf kent is verlicht. Wie anderen overwint is sterk; wie zichzelf overwint is machtig.

Laozi in Tao te tsjing (vertaling Carolus Verhulst, 1979)

Volgens de overlevering is deze klassieke (= tsjing) tekst over de weg (= Tao) van de deugd (= te) in de zesde eeuw voor Christus opgeschreven door Laozi (Laoa Tze of Lao-tse) (604-507 v.Chr.). Deze stichter van het taoïsme is daarmee een tijdgenoot van Confucius, van Gautama Siddharta (de Boeddha) en van de joodse profeten Jeremia, Ezechiël en Jesaja. Laozi zou zijn ideeën hebben opgeschreven op verzoek van een grensbeambte die hij ontmoette toen hij na een bestaan als staatsarchivaris met onbekend bestemming was vertrokken op een reis waarvan hij niet zou weerkeren. Overigens is het een leer-die-geen-leer-wil-zijn. De openingszin luidt: ‘Het Tao dat kan worden uitgesproken / is het eeuwige Tao niet.’

Op internet vind je een site (http://home.pages.at/onkellotus/TTK/_IndexTTK.html) met maar liefst 150 vertalingen van de Tao te tsjing, waarvan vijf in het Nederlands (en daar is de op de voorkant geciteerde nog niet eens bij). In deze vertalingen wordt vooral gevarieerd op slim, wijs en verlicht en op machtig, standvastig, krachtig en sterk. Een prozavertaling is die van Roel Houwink (1985): ‘Mensenkennis getuigt van schranderheid, zelfkennis getuigt van inzicht. Wie anderen overheerst, bezit macht; zelfbeheersing geeft blijk van innerlijke kracht.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Natuurlijk is de menselijke natuur fundamenteel goed.

Raymond A. Smullyan in Het tao is stil (1977, 1994)

Toen de wiskundige en logicus Smullyan (geboren 1919) deze stelling ooit voorhield aan een vriend, reageerde deze geagiteerd en werd zelfs een beetje boos. Volgens die vriend hoefde Smullyan alleen maar naar zichzelf te kijken om vast te stellen dat dat belachelijk was. Maar toen Smullyan dat daadwerkelijk ging doen, ontdekte hij juist dat dit zelfonderzoek twee argumenten opleverde, die de waarheid van zijn stelling aantoonden. Ten eerste twijfelde hij er geen moment aan dat hij bij zijn geboorte fundamenteel goed was. Hij herinnerde zich heel goed dat hij ‘vol vertrouwen’ in de wereld kwam en dat alles wat hij daarna aan kwaadaardige gevoelens ontwikkelde, altijd een gevolg was van een slechte behandeling door anderen. Het tweede argument luidt dat het ‘duidelijk’ is dat Smullyan zelf niet beter is dan andere mensen. Hij vindt het ondenkbaar dat mensen onderling zozeer zouden verschillen, dat andere mensen wél fundamenteel slecht ter wereld komen. Daarmee was zijn stelling bewezen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media