Zenboeddhisme

Zen leert ons niet alleen, prettig te vinden wat we doen, maar ook om onszelf te aanvaarden zoals we zijn en niet te proberen iets anders te zijn.

Raymond M. Smullyan in Het tao is stil (1977, 1994)

Maar als dat zo is (als het geval is volgens zen), wat moet ik dan als ik iets doe wat ik niet prettig vind? Als ik het tweede deel van de leer volg, moet ik mezelf aanvaarden zoals ik ben, en in dit geval is dat als iemand die iets doet wat hij niet prettig vindt. Maar als ik het eerste deel van de leer in de praktijk probeer te brengen, moet ik mezelf zo veranderen dat ik het wel leuk vind wat ik doe. Dat is evenwel weer in strijd met het tweede deel van de leer, want dan accepteer ik mezelf dus niet meer zoals ik ben. Volgens de Amerikaanse wiskundige, concertpianist, logicus, taoïstisch filosoof en goochelaar Raymond Smullyan is hier sprake van een dilemma. En hij denkt dat als hij met een dergelijk ‘dualistisch’ dilemma bij een zenmeester zou aankloppen, deze hem een klap zou geven – ‘en die zou ik dan waarschijnlijk ook verdienen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Mediteren doet pijn.

Janwillem van de Wetering in De lege spiegel. Ervaringen in een Japans Zen klooster (1971)

Schrijver Janwillem Lincoln van de Wetering (1931-2008) werd behalve met zijn detectiveromans rond Grijpstra & De Gier, ook bekend vanwege de zeer nuchter-Hollandse beschrijving van zijn ervaringen met het zenboeddhisme. Hij beschrijft zijn eerste meditatie: ‘Na een paar minuten begonnen de eerste pijntjes. Mijn dijen bestonden uit trillende vioolsnaren. De zijkanten van mijn voeten werden stukjes brandend hout, mijn rug, moeizaam rechtop gehouden, scheen te knarsen en te trillen.’ De pijn van de meditatie zit niet alleen in de stijfheid van de ledematen, maar ook in de tegennatuurlijke onbeweeglijkheid, de angst voor de stilte, de onderworpenheid aan het regime van het klooster, de ergernis door alles wat afleidt. Daar komt nog bij dat de zenschool waar Van de Wetering zich meldt, een monnik laat rondlopen die iedereen die in slaap dreigt te sukkelen met een ferme klap wakker houdt.

Uiteindelijk bracht het de schrijver toch tot een behoorlijke onthechte houding ten opzichte van zijn door ziekte aangekondigde dood. Zijn goede vriend Leo Vroman dichtte na zijn overlijden:

‘nu je nog maar een beetje

dood bent vraag ik mij levend af:

Ben je al tevreden? Weet je

nu meer dan je eergisteren wist?

(…)

Beste Janwillem,

Wat kunnen wij, de andere mensen,

die van boven de grond,

elkaar dan het beste wensen?

Sterf gezond?’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je kunt zen niet meester worden; je kunt alleen maar opgeven, en zen wordt jou meester.

Robert M. Pirsig in The Observer (19 november 2006)

Vandaag tachtig jaar geleden werd Robert M. Pirsig geboren in Minneapolis, Minnesota. Hij is de schrijver van slechts twee boeken: de ‘cultklassieker’ Zen en de kunst van het motoronderhoud (1974) en het wat minder succesvolle Lila (1991). Hoewel hij na het uitkomen van zijn eerste boek (dat eerst door ruim 120 uitgeverijen geweigerd was) de nodige interviews heeft gegeven, leeft hij al jaren teruggetrokken in de buurt van Boston of reist hij rond met de zeilboot, zoals de hoofdpersoon in Lila. Het interview waar het citaat uit afkomstig is ‘zou best eens zijn laatste kunnen zijn’.
Dit ‘laatste’ interview is het eerste waarin hij iets zegt over zen. Het onmogelijke dilemma voor hem is dat je altijd líégt als je iets zegt over zen, terwijl niemand weet dat het bestaat als je er helemaal niets over zou zeggen. Zen is ‘niets’, en hoe meer je erover zegt, hoe verder je ervan wegraakt. Toen hij een eerdere versie van Zen … had geschreven vond hij dat er te veel ‘ik’ in voorkwam; dat is niet erg zen-achtig. Daarom creëerde hij een alter ego: Phaedrus. Voor hemzelf is Zen vooral een kwestie van ‘zitten’, wat volgens hem bijna overal goed voor is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media