Eerbied

Twee dingen vervullen de geest met steeds nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger het denken zich ermee bezighoudt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.

Immanuel Kant in Kritiek van de praktische rede (1788)

In zijn tweede hoofdwerk behandelt Kant de moraalfilosofie en de ethiek. Het eerste deel van dit beroemde citaat hieruit maakt duidelijk dat Kant door de aanblik van het firmament diep doordrongen is van het besef dat hij een nietig en sterfelijk schepsel is. Maar aan de andere kant ervaart hij binnenin zich ook een tweeledige morele wet: je mag de ander nooit als middel gebruiken, en je moet handelen volgens een stelregel waarvan je tegelijk kunt willen dat het een algemene wet wordt. Het is deze morele wet die ons juist vrij maakt van de werkelijkheid om ons heen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Waar vrees is, daar is ook schroom.

‘De dichter’ in Plato – Euthyfro, 12A-B

In zijn dialoog met Euthyfro over de vroomheid citeert Socrates (ca. 470 v.Chr.–399 v.Chr) ‘de dichter’: ‘Maar Zeus die het werk deed, die dit alles tot stand bracht, wil hij niet gispen: waar immers vrees is, daar is ook schroom.’ In dit geval gaat het om verzen uit de Cypria, waarin de gebeurtenissen worden beschreven die voorafgingen aan die in de Ilias. Het woord dat Xaveer de Win vertaalt met schroom, kan ook ‘schaamte, eergevoel, eerbied, ontzag, nauwgezetheid van geweten’ betekenen. In ieder geval is Socrates zelf het niet met de dichter eens. Volgens hem geldt juist: waar eerbied heerst, heerst ook vrees. Een ziekte vrees je immers ook, maar dat wil nog niet zeggen dat je er ontzag voor hebt. Overigens gaat de dialoog verder niet inhoudelijk over deze kwestie. Socrates gebruikt deze omkering om te laten zien dat ook de relatie tussen vroomheid en rechtvaardigheid moet worden omgekeerd: het vrome is ‘een deel van’ het rechtvaardige, en niet andersom.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media