Levensvorm

Het idee van ‘overeenstemming met de werkelijkheid’ heeft geen duidelijke toepassing.

Ludwig Wittgenstein in Über Gewissheit / On certainty (1969)

Lang hebben filosofen gezocht naar een fundament voor de zekerheden die ze dachten te hebben (‘evidenties’). Als we ergens zeker van kunnen zijn, is het van uitspraken die ‘waar’ zijn. Een van de manieren waarop je ‘waarheid’ kunt definiëren is ‘overeenstemming met de werkelijkheid’. Dit is een van de ideeën die de Oostenrijks-Engelse filosoof Ludwig Wittgenstein (1889–1959) onderzoekt in zijn aantekeningen die uitgegeven zijn onder de titel Über Gewissheit / On certainty.
Hij doet dat ‘tentatief’ (proberend, tastend) door voorbeelden te onderzoeken van uitspraken waarvan we zeggen er zeker over te zijn. Kunnen we bijvoorbeeld zeker zijn dat de aarde bestaat of dat die voor onze geboorte ook heeft bestaan? Wittgenstein vraagt zich af wat het zou betekenen als iemand zou zeggen daaraan te twijfelen. Wat voor betekenis zou die twijfel kunnen hebben? En hoe zou ik zekerder kunnen worden van dat bestaan? Door naar New York te bellen? Volgens Wittgenstein krijgen twijfel en zekerheid pas betekenis als dergelijke ‘gegevenheden’ deel uitmaken van het totaalbeeld dat het uitgangspunt vormt van overtuigingen. Dat de aarde bestaat, behoort tot de levensvorm waarin het ‘taalspel’ van twijfel en zekerheid pas betekenis krijgt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat het solipsisme bedoelt, is helemaal juist, het laat zich alleen niet zeggen, maar het toont zich.

Ludwig Wittgenstein in Tractatus Logico-Philosophicus (1921)

Iedereen die op feestjes met filosoferen begint, bedenkt wel een keer een variant van het solipsisme, de overtuiging dat alleen het eigen subjectieve bewustzijn echt bestaat en dat al het andere alleen maar ‘in je hoofd zit’. Daarbij moet je nog oppassen want volgens Schopenhauer behoren mensen die een radicaal solipsisme aanhangen in het gekkenhuis te zitten. Overigens zou Schopenhauer weleens gelijk kunnen hebben, in zoverre dat een psychose vaak samengaat met hallucinaties of wanen, ervaringen of gedachten die niet echt bestaan, maar alleen voor de psychoticus zelf.
Voor veel filosofen is een theorie per definitie onjuist als daar een solipsisme in aan te wijzen of uit af te leiden is. Maar Wittgenstein zegt dat het solipsisme waar is. Volgens hem vallen de grenzen van de wereld samen met de grenzen van de taal en aangezien het míjn taal is, zit de wereld dus in mijn hoofd. Het denken van Wittgenstein wordt vaak in twee delen gesplitst. Je zou kunnen zeggen dat de gedachte dat een taal in één hoofd kan zitten, behoort bij de Wittgenstein uit de eerste periode. Later zal Wittgenstein steeds meer gaan beseffen dat taal alleen te begrijpen is als gebaseerd op een gedeelde levensvorm.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media