Vraag: is het niet logischer om het geloof bij politici dat ‘de markt het beter kan’ vooralsnog als een gelegenheidsargument te beschouwen?

Joris Luyendijk in ‘Voor post en water bestaat geen markt’, NRC Handelsblad, 26 september 2013

Als hij al illusies koesterde over de deugdelijkheid van de argumenten die op de agora worden ingezet, dan zijn die Joris Luyendijk grondig benomen toen hij zich als een soort journalistiek antropoloog ging bewegen in de financiële wereld van Londen. De vraag in het citaat is dan ook nogal retorisch, en wel in dubbele zin: hij verwacht er niet werkelijk een antwoord op (want hij kent het al) en hij verwijt de politici dat zij gebruikmaken van de retorische truc die bekendstaat als het ‘gelegenheidsargument’. Wat betreft het eerste is hij wijs geworden door de kennis die hij heeft opgedaan van wat er voor belangen schuilgaan achter ‘privatisering’. Hij weet inmiddels dat de mondiale financiële zwaargewichten, zoals banken, advocatenfirma’s, accountantsbureaus en financiële pr-bedrijven enorm verdienen aan privatiseringen. Daarom besteden ze flinke bedragen aan lobbyen en bieden ze neoliberale oud-politici (Kok, Balkenende, Bos) een lucratieve tweede carrière.
Nu kun je de publieke opinie volgens Luyendijk moeilijk voorhouden dat zij blij moet zijn met een vrije markt voor water of gevangenissen met als argument dat je daar zelf ‘vet aan gaat verdienen’. Vandaar dat er wordt gezocht naar een ‘argument voor de gelegenheid’. De vraag wordt dan nog wel hoe die bedrijven behalve de door hen zelf opgevoede en opgeleide VVD-stemmers ook PvdA- en CDA-kiezers ervan hebben weten te overtuigen dat ‘de markt het beter kan’. En wat is dat ‘het’ precies?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Thema's:
Denkers: