Lyotard

Dat wij ons in 1984 niet in de door Orwell beloofde situatie bevinden, is een gemeenplaats. Er wordt te vroeg gejuicht.

Jean-François Lyotard in Het postmoderne uitgelegd aan onze kinderen (1986, 1987)

In zijn beroemde boek 1984 uit 1948 laat George Orwell ons van binnenuit meemaken hoe het is om te leven in een totalitaire staat. Er is permanent oorlog, in steeds wisselende coalities, tegen steeds wisselende tegenstanders, en de geschiedenis wordt voortdurend letterlijk herschreven. Een van de schokkendste aspecten van deze dictatuur is de kidnapping van de taal. In de zogenaamde newspeak wordt het steeds onmogelijker om die dingen uit te drukken die de macht zouden kunnen aantasten.
Toen de Franse filosoof Jean-François Lyotard het postmoderne ging uitleggen aan zijn kinderen, leek Orwells dystopie niet uitgekomen te zijn. Toch meent Lyotard dat er ontwikkelingen zijn die iets totalitairs in zich hebben (en die hebben zich inmiddels alleen maar doorgezet). Hij noemt om te beginnen de ‘veralgemenisering van de binaire talen’, oftewel het denken in termen van of-of, ja-nee of de nullen en enen van de computer. Verder denkt hij aan ‘het verdwijnen van het verschil tussen hier-nu en daar-toen’ als gevolg van de telebetrekkingen (tv en ICT), en het vergeten van gevoelens ten gunste van strategieën, ‘wat samenvalt met de hegemonie van de handel’. Deze situatie bedreigt het schrijven, de liefde en de individualiteit en is volgens Lyotard daarom ‘in haar diepste wezen’ verwant aan de door Orwell beschreven dreiging.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media