Newton

Hypotheses non fingo

Isaac Newton in Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (1687)

Volgens de Britse Royal Society was Isaac Newton (1643–1727) de grootste geleerde in de hele geschiedenis van de wetenschap. Het citaat is afkomstig uit zijn hoofdwerk (‘De wiskundige beginselen van de natuurfilosofie’) waarin hij met het concept zwaartekracht en zijn drie wetten de grondlegger van de klassieke mechanica werd.
Nadat hij de verschijnselen van ‘de hemelen en onze zee’ had verklaard door de zwaartekracht, gaf hij toe dat hij daarmee nog niet de oorzaak van deze kracht had ontdekt. Deze kon hij niet afleiden uit de verschijnselen en hij wilde ‘geen hypothesen verzinnen’ (‘hypotheses non fingo’ in het Latijn). Volgens hem was er in de ‘experimentele filosofie’, zoals hij zijn werkterrein noemde, geen plek voor hypothesen, of die nu metafysisch of fysisch waren, occult of mechanisch. Voor hem is het genoeg dat zwaartekracht werkelijk bestaat en zich gedraagt naar de wetten die hij heeft geformuleerd, en alle bewegingen van de hemellichamen en de zee overduidelijk zijn verklaard.
Veel wetenschapsfilosofen hebben hem om deze uitspraak bekritiseerd, omdat de hypothese tegenwoordig als een onmisbaar element van het wetenschappelijk onderzoek wordt beschouwd, maar waarschijnlijk is zijn boude uitspraak meer bedoeld tegen andere filosofen, zoals Descartes, die veel hypothesen ‘verzonnen’ zonder dat zij (voldoende) steun bij de feiten vonden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wanneer je de werken van een belangrijke denker leest, zoek dan eerst naar de schijnbare absurditeiten in de tekst en stel je zelf de vraag hoe een verstandig mens ze heeft kunnen schrijven.

Thomas S. Kuhn in De noodzakelijke spanning. Traditie en vernieuwing in de wetenschap (1977)

Thomas Kuhn was als fysicus opgeleid en in 1947 werd hem gevraagd om een reeks colleges te geven over de oorsprong van de zeventiende-eeuwse mechanica. In zijn voorbereiding ging hij eerst na hoeveel binnen de traditie van Aristoteles al bekend was over de mechanica. Daarbij stuitte hij echter op het probleem dat de aristotelici vrijwel niets van mechanica leken te hebben begrepen, zelfs op louter beschrijvend niveau. Hoe kon een ‘scherp en naturalistisch waarnemer’ als Aristoteles zulke fouten maken? ‘Op een gedenkwaardige (en zeer warme) zomerdag verdween die verwarring plotseling als sneeuw voor de zon.’ De verwarring over de ‘domheid’ van Aristoteles verdwijnt doordat Kuhn een ‘alternatieve manier om teksten te lezen’ ontdekt. Je moet een tekst begrijpen vanuit zijn eigen context en doelstelling en niet als een beschrijving van ‘hetzelfde’ als waar jij naar kijkt. Later gaat Kuhn voor het verschil tussen de blik van Newton en die van Aristoteles de term ‘paradigmawisseling’ gebruiken en de rest is geschiedenis. Vandaag de dag is De structuur van wetenschappelijke revoluties (1962, 1970) het meest verkochte werk op het gebied van de sociale wetenschappen. De term paradigma vond zijn weg naar de filosofie, economie, kunstgeschiedenis, managementtheorie enzovoort.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media