Scheler

Schaamte is een gevoel dat een ervaring van ons zelf als een voorwerp in zich sluit of veronderstelt.

Max Scheler in Über Scham und Schamgefühl (1957)

Volgens Scheler ontstaat schaamte als ons bewustzijn, dat normaal gesproken op de buitenwereld gericht is, plotseling naar zichzelf gaat kijken. Daardoor wordt het ‘zelf’ enigszins gescheiden van de persoon en als iets zelfstandigs ervaren. Het onaangename gevoel van de schaamte zou voor een deel voortkomen uit de angst ons zelf daarmee te ‘verliezen’. Maar het wordt grotendeels bepaald doordat er een spanning bestaat tussen de persoon en dat wat hij of zij in eigen ogen blijkt te zijn. Voor Scheler is de persoon de instantie, de ‘zijnseenheid van handelingen’, die het zelf beheerst (zelfbeheersing) of ontvouwt (zelfontplooiing). Maar het Zelf zelf is de individualisering van de algemene, psychofysische ‘onderlaag’ die wij delen met de rest van de natuur. De verbondenheid met het algemeen-natuurlijke ervaart de mens zelf het meest in de seksuele drift. Anders dan bij Sartre, waar de schaamte samenhangt met het ‘gezien-worden’ zelf, ziet Scheler de schaamte als een disharmonie tussen persoon en zelf. Het is dan ook niet zo dat de erotiek altijd schaamtevol is. Scheler noemt de schaamte de ‘dienares’ van de liefde. De mens als persoon is verheven boven de drift, want kan die richting geven. Dan hoef je je nergens voor te schamen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media