Ten Bos

Er zijn sterke aanwijzingen dat onze hersenen een bureaucratisch orgaan zijn.

René ten Bos in Later word ik filosoof – Het denken van René ten Bos van Peter Henk Steenhuis (2017)

De aanwijzingen voor deze stelling ontleent René ten Bos (1959) onder meer aan de Deense filosoof Jakob Hohwy. Volgens de laatste proberen de hersenen al het onverwachte te negeren, en als dat niet lukt proberen ze de stimuli te duwen in de richting van herkenbare patronen. Een bureaucratie is volgens Ten Bos het ‘standaardiseren van antwoorden op vragen uit de samenleving’. Ook bureaucraten negeren het onverwachte en het afwijkende. ‘Maatwerk haal je maar bij de kleermaker.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie verdwaald is, moet in de eerste plaats het feit accepteren dat hij verdwaald is.

John Huth, geparafraseerd in René ten Bos in Dwalen door het Antropoceen (2017)

In de ‘Aantekeningen en opmerkingen’ bij zijn boek over het Antropoceen, de nieuwe geologische tijd waarin de aarde verandert onder invloed van de mens, mijmert René ten Bos (1959) over het (ver)dwalen uit de titel. Als je verdwaald bent in een bos schijnt het in één rechte lijn blijven lopen niet de beste strategie te zijn (zoals Descartes dacht). ‘Rechte lijnen zijn iets voor landbouwers en stadsmensen, maar niets voor bosbewoners.’ Volgens Ten Bos (what’s in a name) is de beste manier om uit het bos te geraken, eerst maar eens te wennen aan het bos.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We geven namen omdat we bang zijn.

René ten Bos in Dwalen door het Antropoceen (2017)

Denker des Vaderlands René ten Bos (1959) vraagt zich af waarom er de laatste jaren zo vaak wordt gesproken over het ‘Antropoceen’ als een nieuwe geologische tijd, de tijd waarin de aarde verandert onder invloed van de mens. Daarbij reflecteert hij ook op het waarom van zo’n naam als Antropoceen. Volgens hem geven we zaken een naam omdat we bang zijn, ‘voor het onbekende, het richtingloze, het doelloze’. In het geval van de klimaatverandering en dergelijke verschijnselen gaat het niet om onbekende verschijnselen, maar vooral om twee vragen waarop het antwoord onbekend is:
1. Wat zijn de gevolgen voor ons van deze verschijnselen?
2. Hoe moeten we een en ander aanpakken?
‘Het is alsof we dokters zijn die bij een patiënt een treffende diagnose hebben gesteld, maar niets weten over het verdere verloop van de kwaal, laat staan over de therapie.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media