Ik werd voor mij zelf een groot vraagteken.

Augustinus in Belijdenissen (397–398, vertaling 2009)

In de tijd dat de latere kerkvader Augustinus (354–430) nog niet tot het ware geloof was gekomen, overleed zijn dierbaarste vriend, waardoor zijn hart ‘volledig in duisternis’ werd gehuld. Hij vroeg zijn ziel waarom ze zo verdrietig was en hem zo in de war bracht. Zijn ziel kon hem echter geen antwoord geven. Ook vertrouwen op God hielp niet, want die vriend was voor Augustinus ‘veel echter en beter dan het drogbeeld dat ik van God had’. Er was maar één ding wat hem goed deed, en dat was huilen. ‘Dat nam in mijn ziel de plaats over van mijn vriend.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Thema's:
Denkers: