Eudaimonia

Positief en volkomen geluk is onmogelijk, alleen een relatief minder pijnlijke toestand mag worden verwacht.

Arthur Schopenhauer in De kunst om gelukkig te zijn (2011)

Als de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788–1860) zelf zijn plan voor een ‘eudaimonologie’, een geluksleer, had uitgevoerd dan was dit zijn eerste stelling geweest. Nu is dat achteraf gebeurd in de vorm van vijftig leefregels die Arthur Volpi ontleende aan het gepubliceerde en ongepubliceerde werk van de aartspessimist.
Het besef dat een ‘relatief minder pijnlijke toestand’ de hoogst haalbare vorm van geluk is, draagt volgens Schopenhauer zelf ook bij tot meer welzijn. Daar hoort dan nog het tweede besef bij: de middelen om die toestand te bereiken, liggen slechts ‘in heel beperkte mate in onze macht’.
Zijn geluksleer zou dan in twee delen uiteengevallen zijn: regels voor onze houding tegenover onszelf en voor onze houding tegenover anderen. Daaraan voorafgaand moest nog het doel worden geformuleerd: waarin bestaat het mogelijke menselijke geluk? Zijn antwoord, in het kort:
1. opgewektheid, een gelukkig temperament;
2. lichamelijke gezondheid, die haast een noodzakelijke voorwaarde is voor 1., en die bevorderd wordt door ‘dagelijks minstens twee uur kwieke beweging in de frisse lucht’;
3. geestelijke kalmte (‘Bezonnenheid vormt het grootste deel van het geluk’ – Sophocles);
4. (een zeer kleine hoeveelheid) uitwendige goederen, namelijk alleen de volgens Epicurus natuurlijke en noodzakelijke.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Hoe rechtstreekser je erop gericht bent plezier te maximaliseren en pijn te vermijden, hoe groter de kans dat je in plaats daarvan een leven schept dat van alle diepte, zin en gemeenschappelijkheid verstoken is.

Richard Ryan, Veronika Huta en Edward Deci in ‘Living Well: A Self-Determination Theory Perspective on Eudaimonia’ (2013)

Volgens utilitaristen is een handeling ethisch goed als die bijdraagt aan ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’. Vervolgens is het natuurlijk nog wel even zaak om te bepalen wat geluk precies is. Volgens een van de grondleggers van deze stroming, Jeremy Bentham, is geluk het hebben van zo veel mogelijk plezier en het ontbreken van pijn. Als je echter empirisch gaat onderzoeken of dat ook werkelijk het geval is, kom je erachter dat mensen die voortdurend bezig zijn om het zichzelf zo gemakkelijk mogelijk te maken en stress te vermijden, vaker depressief worden, in allerlei conflicten verzeild raken en andere nare dingen meemaken. Doordat je stress probeert te vermijden, leveren steeds meer dingen stress op. Als je een beroep op anderen doet voor hulp, krijgen die er steeds minder zin in om die te verlenen, en dus kom je bij moeilijkheden steeds vaker alleen te staan. Van de weeromstuit probeer je nog harder stress te vermijden of te ontsnappen in zelfdestructief, ‘zelftroostend’ vermaak. Psychologen noemen deze ironische neerwaartse spiraal ‘stressgeneratie’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media