Leibniz

Ach! waarom heeft natuur geen Maagden toegestaan, / Op ’t mannelijke spoor in Pallas koor te gaan?

Clara Feyoena van Raesfelt-van Sytzama in Aan een wijsgeer (1749)

De dichteres Clara van Sytzama (1729-1807), dochter van de heer van Bellingweer, kreeg als adellijke juffrouw weliswaar een leermeester toegewezen, maar toen zij verliefd op hem werd, mochten zij niet trouwen. Haar geliefde Justus overleed kort daarna aan tbc. Clara was toen negentien en bleef haar leven lang gedichten schrijven over deze onmogelijke liefde.
Uit het gedicht Aan een wijsgeer blijkt dat zij haar traditionele plaats wist of dat zij wist dat veel mannen, zelfs wijsgeren, toentertijd verlangden dat intelligente dames desalniettemin hun plaats wisten. Zij verzucht tegenover haar vriend ‘Amyntas’ dat hij haar met zijn door Wolf en Leibniz geïnspireerde gedachten tot filosoferen aanzette, maar dat aan vrouwen blijkbaar slechts de lichamelijke schoonheid gegeven is en niet die van de geest. Misschien wel omdat de godin van de wijsheid, Pallas Athene, geen volmaaktheid in de sterfelijke wereld duldde. Maar dat legt ook een grote verantwoordelijkheid bij de man als hij de liefde van de vrouw waard wil zijn:
Is ’t zo, gelukkig Man? leid dan de zwakke Vrouw
Zorgvuldig, bij uw licht, op ’t spoor van kunde en reeden.
Uw deugd zij onze baak: bekoor ons door uw zeeden;
Verwijfdheid toone zich in houding noch gelaat!
Onteer nooit uwe tong door laffe beuzelpraat;
Laat ons ‘t gezond vernuft in manlijke oogen leezen,
Dan zal het deugdzaam hart uw prijs, ons offer, weezen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media