Vrouwenemancipatie
Ach! waarom heeft natuur geen Maagden toegestaan, / Op ’t mannelijke spoor in Pallas koor te gaan?
Clara Feyoena van Raesfelt-van Sytzama in Aan een wijsgeer (1749)
Het is bespottelijk te beweren dat deugd geen eigenschap van vrouwen is.
Plutarchus in Gesprek over de liefde (Huwelijk – moraal en praktijk)
Hij was afkomstig uit Boeotië, in het midden van Griekenland, en heette eigenlijk Ploutarchos, maar is bekend geworden onder de Romeinse naam Plutarchus (ca. 46–120 n.Chr.), die hij kreeg van een Romeinse vriend die verkeerde aan het hof van keizer Vespasianus. Plutarchus was al in die tijd een veelgelezen auteur van een verzameling ‘Parallelle levens’, een reeks met veel anekdotes gelardeerde levensbeschrijvingen van telkens een grote Griek en een grote Romein die een zekere verwantschap met elkaar hadden.
De dialoog waaruit het citaat afkomstig is, heeft meer weg van een monoloog, waarin hij onder andere het huwelijk verdedigt tegen de ‘knapenliefde’. Zelf is hij gelukkig getrouwd met een ontwikkelde vrouw, Timoxena, en heeft hij een voor die tijd behoorlijk vooruitstrevende opvatting over vrouwen. Zo vindt hij het ‘al te dol’ dat velen de ‘vrouwelijke natuur’ eerst de hemel in prijzen, maar vervolgens beweren dat zij niet in staat zou zijn tot werkelijke vriendschap. ‘Een vrouw houdt toch van haar man en kinderen!’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De ziel heeft geen geslacht.
Christina van Zweden in Christine de Suède et le cardinal Azzolino: lettres inédites (1666-1668) (uitgegeven in 1899)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als we ons afvragen waarom elke vrouw slechts een aanhangsel van een man zou mogen zijn, (…) met niets in haar geest dan zijn belangen en genoegens, kan er maar één reden voor gegeven worden: omdat mannen dat prettig vinden.
John Stuart en/of Harriet Taylor Mill in The enfranchisement of women (1851)
De geslachtsgemeenschap in het huwelijk vormt juist het begin van vriendschap, je zou het een gezamenlijke inwijding in grote mysteries kunnen noemen. Genot is vluchtig, maar het is wel de kiem waaruit iedere dag weer achting, sympathie, wederzijdse geneg
Over de schrijver van de gekoppelde levensbeschrijvingen van beroemde Grieken en Romeinen in de Bioi Paralleloi is zelf niet veel bekend. Plutarchus werd ongeveer in het jaar 47 geboren in Chaironeia in Centraal-Griekenland. Hij studeerde aan de Akademie van Plato in Athene en ontwikkelde zich vooral als diplomaat. Lange tijd was hij een van de twee priesters in de tempel van Apollo in Delphi. Er zijn aanwijzingen dat hij door keizer Trajanus tot consul en door Hadrianus zelfs tot procurator van Griekenland werd benoemd.
In de dialoog (die meer een monoloog is) Gesprek over de liefde verdedigt Plutarchus onder andere het huwelijk tegen de ‘knapenliefde’. Zelf is hij gelukkig getrouwd met Timoxena, een ontwikkelde vrouw. Hoewel ook voor hem de man het hoofd van het gezin is, zegt hij dat het ‘bespottelijk’ is om ‘te beweren dat deugd geen eigenschap van vrouwen is.’ Voor hem is dan ook geen vorm van vriendschap ‘zo mooi, zo waardevol en zo benijdenswaardig als wanneer man en vrouw in de beste harmonie samen een huisgezin vormen’. Ter illustratie is de dialoog opgenomen in een raamvertelling waarin een jongeman uiteindelijk zijn (oudere, mannelijke) minnaars ontvlucht en trouwt met een (oudere) weduwe.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media