Pragmatisme
‘Wat zou beter voor ons zijn om te geloven’! Dat lijkt heel erg op een definitie van de waarheid.
William James in Pragmatism (1907, 1955)
Iedereen heeft wel een vaag idee wat ‘waarheid’ zou kunnen betekenen, anders zouden we het woord ‘waar’ niet kunnen gebruiken. Maar de werkelijke betekenis van waarheid is een kwestie die zo oud is als de filosofie zelf. Is waarheid ‘overeenstemming met de feiten’? Maar hoe bepaal je dan wat de feiten zijn? Is waarheid dat ‘wat de meeste verstandige mensen aannemen dat het geval is’? Maar de geschiedenis is vol met uitspraken en theorieën die destijds werden verketterd of belachelijk gemaakt, en slechts door een enkeling werden geloofd, maar waarvan we nu behoorlijk zeker zijn.
Het pragmatisme, waarvan de Amerikaanse denker William James (1842-1910) een van de belangrijkste vertegenwoordigers is, komt met een alternatief. Volgens James is het niet zo dat waarheid een categorie is die naast bijvoorbeeld ‘het goede’ en ‘het schone’ bestaat, maar is de waarheid een bepaald soort ‘goeds’. ‘Het ware is de naam voor alles wat zichzelf bewijst als een goede overtuiging.’ Als er een leven is dat we beter zouden kunnen leiden, en een idee dat ons zou helpen dat betere leven te leiden als we erin zouden geloven, dan zou het werkelijk beter zijn om daarin te geloven.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Filosofie zal zich hervinden als ze stopt om een instrument te zijn voor het omgaan met de problemen van de filosofen en een methode wordt, ontwikkeld door filosofen, voor het omgaan met de problemen van de mens.
John Dewey in The Need for a Recovery of Philosophy (1917)
Zelf noemde de Amerikaanse filosoof, psycholoog en pedagoog John Dewey (1859–1952) zijn leer ‘instrumentalisme’, maar de historici beschouwen hem als een van de hoofdfiguren in het Amerikaanse pragmatisme, naast Charles Sanders Peirce en William James.
Voor pragmatisten is de verbinding van het wijsgerig denken met de praktijk van groot belang. Dat blijkt ook uit het citaat van Dewey, die ervan uitgaat dat filosofie ons moet helpen onszelf te redden in het leven. Dewey doet een rechtstreekse oproep aan de filosofie om niet langer een in zichzelf besloten machinerie van academisch commentaar op academisch commentaar te zijn, maar om methoden te ontwikkelen die mensen helpen hun levensproblemen op te lossen. Deze omschrijving komt het dichtst in de buurt van een oproep voor het bestaan van filosofische praktijken. Vandaar dat een van de bekende voorvechters daarvan, Lou Marinoff, dit beschouwt als een van de ‘acht manieren waarop filosofie je leven kan veranderen’ (Levensvragen. Hoe filosofie je leven kan veranderen, 2004).
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media