Voor de existentialist bestaat er geen werkelijke liefde buiten de liefde die men opbouwt.

Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1946, 1967)

In L’existentialisme est un humanisme (vertaald als Over het existentialisme) wil Jean-Paul Sartre (1905-1980) het existentialisme verdedigen tegen een aantal verwijten die ertegen zijn gemaakt. In dit qua omvang kleine boek vinden we enkele beroemde uitspraken, die voor velen de kern uitmaken van deze stroming, zoals ‘we zijn veroordeeld tot de vrijheid’ en ‘de existentie gaat vooraf aan de essentie’. Kernachtig is ook de titel van de paragraaf waar het citaat uit afkomstig is: ‘De mens is wat hij doet’.
Deze uitspraak is gericht tegen de houding van mensen die zich neerleggen bij wat ze zien als de talenten, het charisma of het genie van anderen. Mensen die ontevreden zijn met hun leven, hebben volgens Sartre vaak maar één middel om hun ongeluk te dragen, namelijk de gedachte dat zij nu eenmaal de omstandigheden niet mee hebben gehad, geen tijd hadden om mooie boeken te schrijven, niet de juiste man of vrouw zijn tegengekomen om een grote liefde mee te beleven. Nee, als de ware zich had aangediend, zoals aangekondigd door ‘een heel speciaal gevoel van binnen’, dan hadden zij wel een eeuwig paar gevormd, en misschien ook kinderen gekregen. Voor de existentialist zijn dat smoesjes: ‘er is geen andere mogelijkheid tot liefde dan die welke zich in een liefde manifesteert.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Thema's:
Denkers: