Zij echter die het ware gebruik van het geld hebben leren kennen en de mate van hun welstand afmeten naar hun behoeften, kunnen met weinig in tevredenheid leven.

Benedictus de Spinoza in Ethica (1678)

In zijn jonge jaren moest Spinoza de kwakkelende handelsonderneming van zijn overleden vader overnemen, maar uiteindelijk weigerde hij die erfenis. Intussen had hij bij de schuldeisers genoeg gezien van de Hollandse handelsgeest om te constateren dat het geldbeginsel in de maatschappij een verwoestende rol vervult. De meeste mensen kunnen zich volgens Spinoza ‘moeilijk enige vorm van genoegen indenken die niet gepaard gaat met de voorstelling van het geld als oorzaak daarvan’. Het geldprincipe verlaagt in zijn ogen de denkende mens, die zijn verstand niet langer gebruikt om edelmoedig te zijn, maar ‘allerlei kunstgrepen’ toepast ‘om winst te behalen en zich daarop nog te beroemen ook’. Wie inziet wat geld bij anderen en bij zichzelf teweegbrengt, zo meent Spinoza, bepaalt zijn werkelijke behoeften en zal dan in de meeste gevallen inzien dat hij een rijk mens is.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Thema's:
Denkers: