Charles Taylor in Bronnen van het zelf (1989, 2007)
Een utilitarist hangt de theorie aan dat nuttigheid het enige richtsnoer moet zijn voor het morele en politieke handelen. Het doel van dat handelen is ‘het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen’. Hij meent de traditionele referentiekaders van de klassieke deugdzaamheid of de christelijke vroomheid niet nodig te hebben, omdat hij zich louter ‘rationeel’ hoeft te beraden op wat geluk is. Maar volgens de Canadese filosoof Charles Taylor (geb. 1931) heeft de utilitarist wel degelijk een referentiekader en wel in zijn toewijding aan rationaliteit en menslievendheid. ‘Hij bewondert mensen die dit ideaal in de praktijk brengen, veroordeelt degenen die daar niet in slagen of die al te zeer in verwarring verkeren om het te kunnen aanvaarden, en voelt zich niet goed als hij er zelf niet aan beantwoordt.’ Het is de vanzelfsprekendheid van het utilitarisme in onze cultuur die de utilitarist (en ons) de illusie geeft dat hij daar geen referentiekader voor nodig heeft, terwijl hij dat in feite praktiseert.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media