De verhouding tussen de macht van het woord en de samenstelling van de ziel is dezelfde als die tussen de samenstelling van een geneesmiddel en de staat van het lichaam.

Gorgias in Helena (vertaling vincenthunink.nl)

De Griekse sofist en wijsgeer Gorgias van Leontini (ca. 480–376 v.Chr.) heeft een slechte naam gekregen door de gelijknamige dialoog van Plato, waarin Socrates de grond aanveegt met hem en zijn collega’s. Plato/Socrates verwijt Gorgias dat het hem meer om de vorm dan de inhoud van zijn beweringen gaat. Kentheoretisch én politiek gezien lopen Plato en Gorgias zeer uiteen. Volgens Plato bestaat er een werkelijkheid achter de zintuiglijke werkelijkheid, de wereld van de Ideeën, en daar is kennis van mogelijk, maar alleen voor de wijsgeer. Vandaar dat de staat moet worden geleid door een filosoof-koning. Voor Gorgias bestaat er niet zoiets als een objectieve waarheid, en dus gaat het erom dat je je eigen mening zo goed mogelijk verwoordt om anderen daarvan te overtuigen. Hij is dan ook een voorstander van democratie.

Uit het citaat blijkt dat hij zich zeer wel bewust is van de kracht van het woord. ‘Want zoals bepaalde middelen bepaalde sappen uit het lichaam drijven en sommige een eind aan een ziekte maken, maar andere aan het leven, zo is het ook met woorden: sommige brengen verdriet, andere genoegen, andere jagen angst aan, weer andere doen hun toehoorders moed vatten òf bedwelmen en betoveren hun ziel met een kwalijk soort overreding.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media