Wat de mens is, is hij door de zaak die hij tot de zijne maakt.

Karl Jaspers in Über meine Philosophie. Logos 24 (1941)

De Duitse, later Zwitserse, psychiater Karl Theodor Jaspers (1883–1969) is in eerste instantie beroemd als schrijver van een standaardwerk over psychopathologie. Maar daarnaast hield hij zich naar eigen zeggen ook bezig met ‘existentiefilosofie’, wat hij scherp onderscheidde van het ‘existentialisme’ in de zin van Sartre. Jaspers was met name afkerig van diens fundamentele ‘walging’ waar het de wereld en de andere mens betrof, en het idee dat we gedoemd zijn tot de vrijheid. Voor Jaspers bestaat er geen vrijheid als wij niet op een of andere wijze betrokken zijn bij iets wat ons overstijgt (‘transcendentie’).
Toch blijkt uit het citaat ook een grote verwantschap. Waar Sartre stelt dat wij ertoe veroordeeld zijn om in alle vrijheid van ons leven een project te maken, beweert ook Jaspers dat de mens niet op zichzelf kan staan, geen ‘in zichzelf gesloten wezen’ is, maar nog moet worden wat hij zal zijn door zich aan een (goede) zaak te wijden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media