Ik kan dit vertrouwen in het rationele karakter van de werkelijkheid en in het feit dat diezelfde werkelijkheid tot op zekere hoogte voor de menselijke rede toegankelijk is, niet anders tot uitdrukking brengen dan door het woord ‘religieus’.

Albert Einstein, geciteerd in Walter Isaacson – Einstein: De biografie (2007)

Dit antwoordt de grote natuurkundige Albert Einstein (1879–1955) zijn vriend Maurice Solovine, een Roemeense filosoof en wiskundige. Deze laatste had gezegd dat hij het ‘vreemd’ vond dat Einstein de begrijpelijkheid van de wereld zag als een ‘eeuwig mysterie’. Einstein stelde dat het logischer zou zijn als er alleen maar chaos was, en dat het daarom zo bijzonder is dat er zo veel orde in het universum is. Hij verwijt positivisten (die menen dat je alleen zintuiglijke kennis kunt opdoen) en atheïsten dat ze geen oog hebben voor dit ‘wonder’.

De in het citaat genoemde overtuiging gaat ook in tegen de kwantummechanica die dan aan het opkomen is. Volgens deze theorie kunnen we het gedrag van subatomaire deeltjes, en dus van de bouwstenen van de werkelijkheid, alleen statistisch beschrijven en niet in fundamentele wetmatigheden. Tegen een andere vriend, Max Born, zegt Einstein daarover: ‘Zelfs het grote aanvankelijke succes van de kwantummechanica doet mij niet geloven in een fundamenteel dobbelspel, hoewel ik besef dat onze jongere collega’s dit interpreteren als een gevolg van seniliteit.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media